ECLI:NL:RBZWB:2023:7955

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5446
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Ziektewet-uitkering op basis van geschiktheid voor arbeid na WIA-beoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Het UWV had op 12 oktober 2022 besloten om per 5 januari 2022 geen ZW-uitkering toe te kennen aan eiser, omdat hij in staat werd geacht om de functie van 'administratief medewerker notaris/advocaat/rechtbank' te vervullen. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 29 september 2023 de zaak behandeld. Eiser, zijn gemachtigde en een vertegenwoordiger van het UWV waren aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, die stelde dat zijn fysieke en mentale klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van zijn geschiktheid voor de geduide functies. Eiser had onder andere schouderklachten en psychische klachten, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser geschikt was voor de geduide functies.

De rechtbank concludeert dat het UWV op basis van de medische rapporten van artsen en verzekeringsartsen voldoende heeft aangetoond dat eiser per 5 januari 2022 in staat was om zijn arbeid te verrichten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de ZW-uitkering door het UWV terecht was. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5446 ZW

uitspraak van 10 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. I.A.C. Cools,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 12 oktober 2022 (primair besluit) geweigerd per
5 januari 2022 aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen, omdat hij in staat wordt geacht om de eerder geselecteerde functie van ‘administratief medewerker notaris/advocaat/rechtbank’ te verrichten. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Vervolgens heeft het UWV met een besluit van 12 oktober 2022 (bestreden besluit) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het UWV is dus bij het primaire besluit gebleven.
Hierop heeft eiser bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en namens het UWV [naam 1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiser geschikt is om ‘zijn arbeid’ –te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd per 5 januari 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.3.
Eiser is werkzaam geweest als CNC-draaier/freezer bij [bedrijf] B.V. voor gemiddeld 39,98 uur per week. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten. Eiser is gedurende zijn ziekteperiode begeleid door een bedrijfsarts. De poging tot re-integratie in minder belastend werk heeft voor eiser en zijn (voormalig) werkgever helaas niet geleid tot een succesvol resultaat van het
re-integratieproces. Daarom heeft eiser op 12 november 2020 bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd, waarna er in 2021 een WIA-beoordeling heeft plaatsgevonden. Eiser is nog geschikt geacht voor de volgende functies: administratief medewerker notaris/advocaat/rechtbank (Sbc-code 532040), productieplanner /werkvoorbereider (Sbc-code 312010) en productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).
Eiser is daarna niet meer werkzaam geweest. Op 5 januari 2022 heeft hij zich opnieuw ziek gemeld.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat de in het kader van de WIA-beoordeling geduide functies moeten worden aangemerkt als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
4.1.
Arts [naam 2] heeft eiser in het kader van zijn aanvraag om een ZW-uitkering gezien op het spreekuur van 11 mei 2022, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht, en heeft het dossier bestudeerd. De arts heeft – getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam 4] – op 13 mei 2022 hierover – zakelijk weergegeven – het volgende gerapporteerd. Eiser meldt zich ziek met een toename van bestaande klachten. Eiser meldt schouderklachten beiderzijds, rechts meer dan links, gebruikt daarvoor pijnstilling zonder effect en geeft aan geen baat te hebben gehad bij de doorlopen trajecten. Eiser ervaart ook psychische klachten, maar heeft geen suïcidale plannen. Hij staat voor deze klachten op de wachtlijst bij een psycholoog en gebruikt sinds januari 2022 amitriptyline, waar hij suf van wordt. Eiser acht zich volledig arbeidsongeschikt. Bij het psychisch onderzoek is er geen ernstige psychopathologie geobjectiveerd. Bij het lichamelijk onderzoek is er bewegingsbeperking met pijnprovocatie van de schouders geobjectiveerd. In de Functionele Mogelijkhedenlijst van 27 januari 2021 (WIA-beoordeling) is voldoende rekening gehouden met de schouder- en psychische problematiek. vanwege medicatiegebruik met een versuffend effect is eiser momenteel ook aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico; niet op hoogtes werken en geen werk met gevaarlijke machines die niet beveiligd zijn. In de geduide functies – onder andere ‘administratief medewerker notaris/advocaat/rechtbank’ – is de toegevoegde beperking geen kenmerkende belasting. Om die reden is eiser doorlopend geschikt voor de maatgevende arbeid te beschouwen en wordt de ziekmelding niet plausibel geacht.
Verzekeringsarts b&b [naam 3] heeft eiser gezien bij de hoorzitting van 3 oktober 2022, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft op 4 oktober 2022 hierover – zakelijk weergegeven – het volgende gerapporteerd. Er zijn geen verzekeringsgeneeskundige gronden om tot een ander oordeel te komen dan arts [naam 2] . In bezwaar is er geen verdere medische informatie aangeleverd. Er zijn dus geen redenen om te veronderstellen dat de gestelde diagnoses – frozen shoulder rechts (en klachten linker schouder) en spanningsklachten – incorrect zouden zijn. Eiser voldoet niet aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid in medische zin. Er is dus geen sprake van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Arts [naam 2] heeft middels het afnemen van een uitgebreide anamnese, het uitvoeren van een gericht lichamelijk onderzoek en meenemen van aanwezige medische informatie een beoordeling gedaan. De gezondheidsproblematiek heeft zich sindsdien niet verslechterd. De per januari 2021 geduide beperkingen waren ook per 5 januari 2022 aan de orde. De ten tijde van de WIA-beoordeling geduide functies, die de maatgevende arbeid zijn gaan vormen, zijn per 5 januari 2022 ongewijzigd aan de orde. De functie ‘administratief medewerker notaris/advocaat/rechtbank’ wordt ook in bezwaar geschikt geacht. Dit betreft een functie die niet fysiek zwaar is voor het bovenste bewegingsapparaat of op mentaal vlak. Voor de geclaimde beperking in de duurbelasting kan geen medische grondslag worden gevonden.
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen gezien zijn fysieke en mentale klachten. Er zijn meer beperkingen op het gebied van sociaal functioneren en dynamische handelingen. Daarnaast had er een urenbeperking moeten worden aangenomen. De geduide functies zijn hierdoor niet geschikt. Eisers frozen shoulder rechts leidt tot overcompensatie, waardoor vergelijkbare klachten links en uitstraling naar de nek zijn ontstaan. Eisers psychische klachten uiten zich onder meer in depressiviteit, slaapproblemen, vermoeidheid en overspannenheid.
Het UWV heeft beoordeeld of eiser per 5 januari 2022 geschikt is voor alle bij de WIA-beoordeling geduide functies. Het UWV blijft bij het bestreden besluit. Er is geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b. Er is in beroep geen medisch objectiveerbare informatie overgelegd waaruit blijkt dat de beperkingen per 5 januari 2022 zouden zijn toegenomen. De verzekeringsarts b&b heeft eiser onderzocht en heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding voor verdergaande beperkingen is.
4.3.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat bij een ziekmelding na een WIA-beoordeling de volgende uitgangspunten worden gehanteerd. Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt uitzondering, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziekmeldt. Ziekengeld kan in zo’n geval worden geweigerd wanneer is voldaan aan de volgende twee, cumulatieve, voorwaarden:
1. van de oorspronkelijk bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties aan de betrokkene zijn voorgehouden, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
2. op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de WIA-beoordeling vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de WIA-beoordeling geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%. Daarbij is niet van belang of de oorspronkelijke functies ten tijde van de latere ziekmelding nog in het CBBS aanwezig zijn. Evenmin is van belang of die functies ten tijde van de nieuwe ziekmelding op onderdelen qua belasting en/of beloning inmiddels zijn gewijzigd. [1]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsarts b&b blijkt dat deze op de hoogte was van de door eiser gestelde klachten, waaronder schouderklachten en mentale klachten. Stap 2 van het bovenstaande kader is doorlopen en in dit kader heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waarom deze van mening is dat eiser geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsartsen eiser uitgebreid hebben laten uitweiden over zijn ervaren klachten en beperkingen en hem hebben bevraagd over zijn gezondheid. Ook hebben de verzekeringsartsen alle overgelegde medische informatie betrokken in hun beoordeling, wat ook heeft geleid tot aanvullende beperkingen in verband met eisers recent gestarte medicatiegebruik (stap 2). Het UWV was op de hoogte van eisers aandoeningen en behandelingen. Verder is in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts b&b in bezwaar op basis van het gehele dossier uitgebreid en duidelijk nogmaals heeft gemotiveerd waarom de beoordeling door de primaire verzekeringsarts correct is (geweest). Eiser heeft de rapportage van de verzekeringsarts b&b vervolgens niet weerlegd met objectieve en verifieerbare medische gegevens die zijn claim van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden kunnen onderbouwen. Niet gebleken is dat eiser niet geschikt is voor de eerder geduide functies.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht heeft geweigerd om per 5 januari 2022 een ZW-uitkering toe te kennen. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 10 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt uitzondering, wanneer de verzekerde – na een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de WIA of een EZWb – niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziek meldt. Ziekengeld kan in zo’n geval worden geweigerd wanneer is voldaan aan de volgende twee, cumulatieve, voorwaarden:
1. van de oorspronkelijk bij de EZWb of WIA geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties aan de betrokkene zijn voorgehouden, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
2. op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de EZWb of WIA vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de EZWb of WIA geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%. Daarbij is niet van belang of de oorspronkelijke functies ten tijde van de latere ziekmelding nog in het CBBS aanwezig zijn. Evenmin is van belang of die functies ten tijde van de nieuwe ziekmelding op onderdelen qua belasting en/of beloning inmiddels zijn gewijzigd. [2]

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672.
2.Zie de uitspraken van de CRvB: ECLI:NL:CRVB:2022:2658 en ECLI:NL:CRVB:2022:2672.