ECLI:NL:RBZWB:2023:796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
22-027871
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in het kader van artikel 530 Sv

Op 30 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenbeslissing genomen in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. [gemachtigde], een verzoek heeft ingediend om vergoeding van kosten van rechtsbijstand. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 4 november 2022 is geseponeerd en dat hij kosten heeft gemaakt voor juridische bijstand. De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat de gemachtigde van verzoeker niet is ingeschreven in het landelijk advocatentableau en derhalve niet kan worden aangemerkt als raadsman in de zin van artikel 530 Sv.

Tijdens de zitting op 16 januari 2023 is de zaak besproken, waarbij de officier van justitie zijn standpunt heeft herhaald. Verzoeker heeft betoogd dat de wet niet voorschrijft dat bijstand alleen kan worden verleend door een op het tableau ingeschreven advocaat. De rechtbank heeft in overweging genomen dat er jurisprudentie bestaat die deze kwestie anders beoordeelt. De officier van justitie heeft verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 26 april 2011, waarin is gesteld dat alleen een raadsman of advocaat verzoeker kan vertegenwoordigen in raadkamer.

De rechtbank heeft besloten de uitspraak aan te houden tot na de verwachte uitspraak van de Hoge Raad op 7 maart 2023, waarin een conclusie is genomen over een vergelijkbare kwestie. De rechtbank zal de zaak voor uitspraak aanhouden tot 14 maart 2023, in afwachting van deze beslissing van de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 96-079625-21
rk-nummer: 22-027871
Tussenbeslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 5 december 2022, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1998,
wonende te [woonadres]
Gemachtigde: mr. drs. [gemachtigde] , [adres] .
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 329,42, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00, te vermeerderen met bijkomende kosten als nadere handelingen worden verricht, zoals het bijwonen van de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 4 november 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de e-mail (met bijlage) van 27 december 2022 van de gemachtigde van verzoeker.
Op 16 januari 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen. Wel verschenen is mr. drs. [gemachtigde] die meedeelde als de gemachtigde van verzoeker op te willen treden. De rechtbank heeft gewezen op artikel 23 lid 3 Wetboek van Strafvordering (Sv) waarin is bepaald dat bijstand in raadkamer slechts door een advocaat of raadsman is toegestaan.
In het verzoekschrift is aangevoerd dat de zaak op 4 november 2022 is geseponeerd. Verzoeker verzoekt om de vergoeding van de kosten zoals hiervoor bij de procedure gemeld. Nu bij dagvaardingsprocedures bij de kantonrechter geen verplichte procesvertegenwoordiging bestaat, dient volgens verzoeker onder het woord raadsman ook het woord gemachtigde te worden verstaan. Verzoeker verwijst naar jurisprudentie.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoedingen dienen te worden afgewezen. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door juridisch adviseur mr. drs. [gemachtigde] . Hij is niet ingeschreven in het landelijk advocatentableau en derhalve kunnen de door hem gemaakte kosten niet worden aangemerkt als kosten van een raadsman als bedoeld in artikel 530 Sv. Uitgangspunt van onder andere artikel 530 Sv is dat uitsluitend in de door de wetgever omschreven gevallen vergoeding van kosten mogelijk is. De officier van justitie verwijst naar jurisprudentie.
Verzoeker heeft bij e-mail aangevoerd dat hij een professionele rechtsbijstandsverlener heeft ingeschakeld om zich goed te kunnen verdedigen. Hij heeft daarvoor kosten gemaakt. Het gaat in deze zaak om een overtreding waarbij de wetgever niet heeft voorgeschreven dat bijstand alleen kan worden verleend door een op het tableau ingeschreven advocaat. Verzoeker verwijst naar jurisprudentie die tot een andere conclusie komt dan de door de officier van justitie aangehaalde rechtspraak.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de gemachtigde van verzoeker, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO1633, verzoeker niet in raadkamer kan vertegenwoordigen. Verzoeker kan zich in een zaak als deze alleen laten vertegenwoordigen door een raadsman of advocaat. Verder heeft de officier van justitie zijn eerder schriftelijk ingenomen standpunt gehandhaafd.
In raadkamer is voorts besproken dat de jurisprudentie omtrent een mogelijke vergoeding op grond van artikel 530 Sv aan niet-advocaten verschillend wordt beoordeeld en dat daarom de wenselijkheid en de mogelijkheid tot het voorleggen van deze rechtsvraag aan de Hoge Raad overwogen zou kunnen worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting op 16 januari 2023 is de rechtbank gebleken dat de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden op 17 januari 2023 een conclusie heeft genomen (ECLI:NL:PHR:2023:78) terzake een vordering in het belang der wet in een zaak met hetzelfde onderwerp en zelfs met betrekking tot dezelfde rechtsbijstandsverlener mr. [gemachtigde] . Naar verwachting zal de Hoge Raad op 7 maart 2023 arrest wijzen.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank uitspraak doen een week nadat het eerdergenoemd te verwachten arrest van de Hoge Raad zal zijn gewezen.

3.De tussenbeslissing

De rechtbank houdt de zaak voor uitspraak aan tot 14 maart 2023.
Deze beslissing is op 30 januari 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2023.