Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[eiseres] B.V.,
Aannemingsbedrijf [gedaagde] B.V.,
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
): € 997,04 +
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
30 september 2021 van € 3.675,38 overgelegd. [eiseres] heeft hierop als reactie in de conclusie van repliek naar voren gebracht dat de door [gedaagde] gestelde afspraak, waarop de creditfactuur van 30 september 2021 ziet, is gemaakt tussen [gedaagde] en [eiseres] B.V., zijnde het zusterbedrijf van [eiseres] . Daarbij heeft [eiseres] erop gewezen dat op de door [gedaagde] overgelegde factuur duidelijk de gegevens van ” [eiseres] B.V.” zijn vermeld en dat de in die creditfactuur genoemde facturen ook niet overeenkomen met de in rechtsoverweging 2.2. genoemde factuurnummers. [gedaagde] is in haar conclusie van dupliek in het geheel niet ingegaan op deze reactie van [eiseres] . Dat had wel op haar weg gelegen. Allereerst omdat de kantonrechter vaststelt dat de reactie van [eiseres] in de conclusie van repliek inhoudelijk juist is. Verder moet het verweer van [gedaagde] als een bevrijdend verweer worden beschouwd en de bewijslast van een zodanig verweer rust op haar. Nu [gedaagde] haar verweer, dat partijen zijn overeengekomen dat zij onderhavige facturen niet aan [eiseres] hoefde te betalen, ook niet op overige (deugdelijke) wijze heeft onderbouwd, zal de kantonrechter aan dat verweer voorbij gaan.
toewijsbaar is. De meegevorderde wettelijke handelsrente over dit bedrag is als op de wet gegrond eveneens toewijsbaar.
€ 436,39 aan buitengerechtelijke incassokosten komt ook overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.5. [gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten van [eiseres] worden veroordeeld. Die kosten worden vastgesteld op € 1.123,41 (bestaande uit € 108,41 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 528,- (2 punten van € 264,- per punt) aan salaris gemachtigde van [eiseres] ).
In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (Zie ECLI:NL: HR:2022:853,https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2022:853
).
5.De beslissing
€ 1.123,41;