ECLI:NL:RBZWB:2023:801

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
10079290 _E08022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiseres, een besloten vennootschap, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, wegens onbetaalde facturen die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht. De eiseres heeft op 8 februari 2023 een vonnis gekregen waarin gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.764,63, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De procedure begon met een dagvaarding op 24 augustus 2022, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De eiseres heeft werkzaamheden verricht voor gedaagde, waaronder het ter beschikking stellen van een verreiker, waarvoor facturen zijn verzonden. Gedaagde heeft echter niet voldaan aan de betalingsverplichtingen en heeft verweer gevoerd door te stellen dat er onderling andere afspraken zijn gemaakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres de werkzaamheden heeft verricht en dat gedaagde haar verweer niet voldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 436,39, en heeft gedaagde in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer 10079290 CV EXPL 22-3236
vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst, advocaat te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap
Aannemingsbedrijf [gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.M.J. Keijzer, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.
Partijen worden door de kantonrechter hierna “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ” genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 24 augustus 2022 met producties;
b. de conclusie van antwoord met 1 productie;
c. de conclusie van repliek met producties;
d. de conclusie van dupliek.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft in opdracht van [gedaagde] onder andere een verreiker (inclusief bedieningsman) aan [gedaagde] ter beschikking gesteld voor het uitvoeren van werkzaamheden bij het [naam] te [plaats] .
2.2.
[eiseres] heeft hiervoor de volgende facturen aan [gedaagde] in rekening gebracht:
- d.d. 31 augustus 2021 ( [factuurnummer 1] ): € 928,67
- d.d. 31 augustus 2021 ( [factuurnummer 2] ): € 1.188,22
- d.d. 31 augustus 2021 ( [factuurnummer 3]
): € 997,04 +
€ 3.113,93
2.3.
[gedaagde] heeft [eiseres] per e-mail van 24 februari 2022 verzocht om een nadere onderbouwing van de facturen. [eiseres] heeft hierop per e-mail van 28 maart 2022 gereageerd.
2.4.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] bij brief van 3 juni 2022 gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 3.113,93, vermeerderd met rente en kosten.
2.5.
[gedaagde] heeft niet aan de sommatie voldaan en niets betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.764,63, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.113,93 vanaf 10 augustus 2022 tot aan de dag van de volledige betaling, alsmede [gedaagde] in de (na)kosten van de procedure te veroordelen.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen door de aan haar gefactureerde kosten, totaal bedragende € 3.113,93, onbetaald te laten.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 436,39 worden primair gevorderd op grond van de overeengekomen algemene voorwaarden en subsidiair op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 onder b Burgerlijk Wetboek (BW).
De wettelijke handelsrente -tot 10 augustus 2022 berekend op een bedrag van € 214,31- wordt gevorderd op grond van het bepaalde in artikel 6:119a BW.
3.2.
[gedaagde] stelt in haar verweer -samengevat en voor zover thans van belang- dat
zij de gevorderde facturen niet verschuldigd is, omdat partijen onderling andersluidende afspraken hebben gemaakt. Ook maakt [gedaagde] bezwaar tegen de medegevorderde rente en (proces)kosten.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang, hierna (in De beoordeling) nog nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat [eiseres] werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht. [eiseres] heeft hiervoor een totaalbedrag van € 3.113,93 aan [gedaagde] in rekening gebracht. Als verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij op grond van tussen partijen gemaakte afspraken de gevorderde factuurbedragen niet aan [eiseres] verschuldigd is. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar stelling bij conclusie van antwoord een creditfactuur van
30 september 2021 van € 3.675,38 overgelegd. [eiseres] heeft hierop als reactie in de conclusie van repliek naar voren gebracht dat de door [gedaagde] gestelde afspraak, waarop de creditfactuur van 30 september 2021 ziet, is gemaakt tussen [gedaagde] en [eiseres] B.V., zijnde het zusterbedrijf van [eiseres] . Daarbij heeft [eiseres] erop gewezen dat op de door [gedaagde] overgelegde factuur duidelijk de gegevens van ” [eiseres] B.V.” zijn vermeld en dat de in die creditfactuur genoemde facturen ook niet overeenkomen met de in rechtsoverweging 2.2. genoemde factuurnummers. [gedaagde] is in haar conclusie van dupliek in het geheel niet ingegaan op deze reactie van [eiseres] . Dat had wel op haar weg gelegen. Allereerst omdat de kantonrechter vaststelt dat de reactie van [eiseres] in de conclusie van repliek inhoudelijk juist is. Verder moet het verweer van [gedaagde] als een bevrijdend verweer worden beschouwd en de bewijslast van een zodanig verweer rust op haar. Nu [gedaagde] haar verweer, dat partijen zijn overeengekomen dat zij onderhavige facturen niet aan [eiseres] hoefde te betalen, ook niet op overige (deugdelijke) wijze heeft onderbouwd, zal de kantonrechter aan dat verweer voorbij gaan.
4.2.
De conclusie van het bovenstaande is dat de gevorderde hoofdsom van € 3.113,93
toewijsbaar is. De meegevorderde wettelijke handelsrente over dit bedrag is als op de wet gegrond eveneens toewijsbaar.
4.3.
[eiseres] maakt tevens aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buiten-gerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu (is gesteld dat) het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van
€ 436,39 aan buitengerechtelijke incassokosten komt ook overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.4.
Wat verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
4.5. [gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten van [eiseres] worden veroordeeld. Die kosten worden vastgesteld op € 1.123,41 (bestaande uit € 108,41 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 528,- (2 punten van € 264,- per punt) aan salaris gemachtigde van [eiseres] ).
4.6.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Dit betekent dat als [eiseres] na deze uitspraak ook nog kosten zou moeten maken (de nakosten), [gedaagde] daarvoor nog een bedrag zal moeten betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de eventuele betekening van de uitspraak.
In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (Zie ECLI:NL: HR:2022:853,https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2022:853
).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een bedrag te betalen van € 3.764,63, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.113,93 vanaf 10 augustus 2022 tot aan de dag van de volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] de proceskosten te betalen, vastgesteld op
€ 1.123,41;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op
8 februari 2023.