ECLI:NL:RBZWB:2023:8078

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5570
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres inzake haar recht op huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres had op 25 maart 2022 een aanvraag ingediend voor huishoudelijke ondersteuning, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op 10 augustus 2022 werd afgewezen. Na bezwaar en een advies van een commissie, verklaarde het college op 9 november 2022 het bezwaar ongegrond. Eiseres ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, die op 11 september 2023 de zaak besprak.

De rechtbank concludeert dat eiseres geen recht heeft op huishoudelijke ondersteuning, omdat zij wordt geacht gebruikelijke hulp te kunnen ontvangen van haar huisgenoot. De rechtbank overweegt dat eiseres, ondanks haar medische beperkingen, geen objectieve medische stukken heeft overgelegd die aantonen dat haar huisgenoot niet in staat is om huishoudelijke taken over te nemen. De rechtbank wijst erop dat de Wmo bepaalt dat gebruikelijke hulp van huisgenoten kan worden verwacht en dat het college niet verplicht is om maatwerkvoorzieningen te verstrekken als de cliënt met gebruikelijke hulp zijn problemen kan oplossen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde ondersteuning en er geen proceskostenveroordeling of vergoeding van private huishoudelijke zorg zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en is openbaar gemaakt op 17 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5570 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] te [plaats 1] , eiseres,

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda(college)
,verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres in het kader van haar recht op huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Met een besluit van 10 augustus 2022 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om huishoudelijke ondersteuning afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Nadat het college het bezwaar van eiseres heeft voorgelegd aan een adviescommissie, heeft het college met een besluit van 9 november 2022 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres is het hiermee niet eens en heeft beroep ingesteld bij deze rechtbank. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 11 september 2023. Hierbij waren aanwezig: eiseres en namens het college mr. S. Hyder en [vertegenwoordiger college] .

Overwegingen van de rechtbank

2.
Feiten en omstandigheden waar de rechtbank van uitgaat
Eiseres, geboren in 1962, heeft last van sarcoïdose, stijfheid en vermoeidheid. Eiseres woont samen met een vriendin, mevrouw [huisgenoot] , maar die heeft ook gezondheidsklachten, dus hebben zij moeite met het uitvoeren van huishoudelijk werk. Daarom heeft eiseres zich op 25 maart 2022 gemeld bij het college voor het aanvragen van huishoudelijke ondersteuning. In het kader van de melding heeft het college op 30 maart 2022 een telefonisch screeningsgesprek met eiseres gevoerd. Vervolgens heeft het college – in overleg met eiseres – SAP gevraagd om onafhankelijk medisch advies uit te brengen.
3.
Grondslag bestreden besluit
Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat de aanvraag van eiseres op goede gronden is afgewezen, omdat zij geen recht heeft op huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wmo. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4.
Beroepsgronden
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij een onderbouwing van de reactie van SAP wenst. Zij stelt dat er ten onrechte geen medisch dossier is opgevraagd, terwijl zij daar wel toestemming voor had gegeven, en dat er onvoldoende vragen zijn gesteld. Verder stelt eiseres dat het vreemd is dat het oordeel van de SAP-arts zo veel afwijkt van de voorgaande onderzoeken naar haar mogelijkheden. Grote huishoudelijke taken zijn te zwaar voor de huisgenoot en daarvoor hebben zij één keer per maand enkele uren ondersteuning nodig. Eiseres heeft het Wmo-dossier van Gemeente [plaats 2] destijds meegestuurd om haar betoog te onderbouwen. Eiseres wenst onderzoek van haar huisgenoot door iemand die gespecialiseerd is in chronische vermoeidheid. Verder verzoekt eiseres om vergoeding van kosten van de huishoudelijke hulp die zij inhuurt als het beroep gegrond wordt verklaard.
5.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Beoordeling door de rechtbank
6.1.
Wat is er tussen partijen concreet in geschil?
De rechtbank stelt allereerst vast dat de primaire afwijzingsgrond van de aanvraag is dat [huisgenoot] niet beperkt wordt geacht de huishoudelijke taken te doen. De subsidiaire afwijzingsgrond is dat, als [huisgenoot] hiertoe wél beperkt zou worden geacht, met ondersteuning van eiseres alsnog de huishoudelijke taken kunnen worden gedaan binnen de leefeenheid.
Niet in geschil is dat eiseres door medische beperkingen niet in staat wordt geacht om zelfstandig het volledige huishouden te doen. Ook is niet in geschil dat [huisgenoot] tot het huishouden (leefeenheid) van eiseres behoort. Tussen partijen is enkel in geschil is of [huisgenoot] – al dan niet met hulp van eiseres – gebruikelijke hulp kon verlenen, waardoor eiseres geen recht heeft op huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wmo.
6.2.
Wat is het beoordelingskader hier?
In de Wmo staat voorop dat allereerst wordt bezien of en in hoeverre iemand zelf dan wel met gebruikelijke hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Hierbij is er geen verplichting voor het college een maatwerkvoorziening te verstrekken als iemand de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie met gebruikelijk hulp kan verminderen of wegnemen. Onder gebruikelijke hulp moet volgens artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo worden verstaan: de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Nu eiseres samenwoont met [huisgenoot] vormen zij samen een leefeenheid en dient op basis daarvan te worden beoordeeld in hoeverre met gebruikelijke hulp de beperkingen van eiseres ten aanzien van huishoudelijke taken kunnen worden weggenomen.
Om deze beoordeling vorm te geven volgens artikelen 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, en 2.3.5, derde lid, van de Wmo, hanteert het college de Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2021 (verordening) en de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Breda 2021 (beleidsregels). Hierin (zie bijlage ‘wettelijk kader’) is uitgewerkt wat onder gebruikelijke hulp wordt verstaan in Gemeente Breda. Zo is in artikel 3.5 van de beleidsregels – onder verwijzing naar vaste rechtspraak [1] – opgenomen dat voor huishoudelijke ondersteuning geldt dat het binnen de algemeen aanvaarde opvattingen valt dat huisgenoten de huishoudelijke taken overnemen als een andere huisgenoot deze niet kan uitvoeren.
6.3.
Heeft het college mogen concluderen dat [huisgenoot] gebruikelijke hulp kan leveren?
In dit geval heeft het college verzekeringsarts [naam] van SAP met het Rapport indicatiestelling huishoudelijke hulp van 21 juli 2022 laten vaststellen of [huisgenoot] in staat is de huishoudelijke taken van de leefeenheid over te nemen. SAP heeft geconcludeerd – en in de bezwaarfase bevestigd – dat [huisgenoot] daartoe in staat moet worden geacht. Hiertoe heeft SAP tijdens het huisbezoek op 21 juli 2022 [huisgenoot] bevraagd over haar dagverhaal, diagnoses en behandelingen. [huisgenoot] heeft aangegeven dat er geen diagnoses zijn en geen behandelingen. Tijdens het onderzoek zijn er geen beperkingen waargenomen. SAP heeft daarom op dat moment geen aanleiding gezien om meer onderzoek te doen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres geen recht heeft op huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wmo, omdat zij wordt geacht aanspraak te maken op gebruikelijke hulp door [huisgenoot] . Hierbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat naast zijzelf ook [huisgenoot] te kampen heeft met medische beperkingen en overbelasting, waardoor zij geen gebruikelijke hulp kan leveren in het huishouden, en zij huishoudelijke ondersteuning nodig hebben. De rechtbank stelt echter vast dat eiseres geen objectieve medische stukken (zoals een huisartsenjournaal, informatie van behandelaars of een contra-expertise) heeft overgelegd waaruit blijkt dat [huisgenoot] medisch wordt overbelast als zij de huishoudelijke taken overneemt dan wel dat het onderzoek door SAP onzorgvuldig is geweest. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat [huisgenoot] , anders dan eiseres, in haar oude woonplaats [plaats 2] geen WMO-indicatie voor huishoudelijke hulp had. Dat er volgens eiseres geen objectieve medische stukken zijn doordat SAP deze niet heeft opgevraagd en doordat [huisgenoot] zich niet heeft gemeld bij de huisarts voor haar klachten omdat zij een doorzetter is, maakt niet dat moet worden getwijfeld aan de voldoende onderbouwde conclusies van SAP. Het college heeft dan ook bij het bestreden besluit het primaire besluit mogen handhaven.

Conclusie en gevolgen

7. Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Het beroep is dan ook ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Er is hierdoor ook geen reden voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van private huishoudelijke zorg conform het verzoek van eiseres.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

Wmo
Artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
Artikel 1.2.1, aanhef en onder a, van de Wmo bepaalt dat een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.
Artikel 2.3.2 van de Wmo bepaalt:
1. Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
4. Het college onderzoekt:
b.de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2021
Artikel 3.1 Algemeen
1.Een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Breda kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet:
a. op eigen kracht;
b. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen;
c. met gebruikelijke hulp;
d. met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; dan wel
e. met gebruikmaking van algemene voorzieningen;
kan verminderen of wegnemen.
Artikel 3.3 Criteria maatwerkvoorzieningen algemeen
1.Er bestaat slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening voor zover deze:
a. noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen tot zelfredzaamheid of participatie met het oog op het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven;
b. als goedkoopst passende bijdrage is aan te merken;
c. in overwegende mate op de cliënt is gericht.
2.Het college kan een maatwerkvoorziening in de vorm van opvang of beschermd wonen verstrekken aan de cliënt die doorstroomt vanuit de algemene voorziening voor opvang.
3.Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat als de cliënt:
a. een maatwerkvoorziening waar de aanvraag betrekking op heeft al in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij deze verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
b. in redelijkheid van hem te vergen mogelijkheden heeft om voor een passende oplossing te zorgen voor de beperkingen in diens zelfredzaamheid of participatie;
c. gelet op de noodzaak tot een maatwerkvoorziening aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Breda 2021
3.1
Inleiding
Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (art. 1.1.1, eerste lid, van de wet). […]
3.2
Beoordelingskader en onderzoek
[…] Of naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid gebruikelijke hulp mag worden verwacht van een huisgenoot is mede afhankelijk van de aard, omvang en te verwachten duur van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt, behalve bij huishoudelijke ondersteuning. Dat wil zeggen dat meerderjarige huisgenoten worden geacht de huishoudelijke taken van elkaar over te nemen.
3.5
Ondersteuningsbehoefte en gebruikelijke hulp
Huishoudelijk ondersteuning
Voor huishoudelijke ondersteuning geldt dat het binnen de algemeen aanvaarde opvattingen valt dat huisgenoten de huishoudelijke taken overnemen als een andere huisgenoot deze niet kan uitvoeren. Dit uitgangspunt is volledig in lijn met de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijv. CRVB:2019:2616, CRVB:2018:2721 en CRVB:2017:4476).

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 7 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2616.