In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres inzake haar recht op huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres had op 25 maart 2022 een aanvraag ingediend voor huishoudelijke ondersteuning, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op 10 augustus 2022 werd afgewezen. Na bezwaar en een advies van een commissie, verklaarde het college op 9 november 2022 het bezwaar ongegrond. Eiseres ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, die op 11 september 2023 de zaak besprak.
De rechtbank concludeert dat eiseres geen recht heeft op huishoudelijke ondersteuning, omdat zij wordt geacht gebruikelijke hulp te kunnen ontvangen van haar huisgenoot. De rechtbank overweegt dat eiseres, ondanks haar medische beperkingen, geen objectieve medische stukken heeft overgelegd die aantonen dat haar huisgenoot niet in staat is om huishoudelijke taken over te nemen. De rechtbank wijst erop dat de Wmo bepaalt dat gebruikelijke hulp van huisgenoten kan worden verwacht en dat het college niet verplicht is om maatwerkvoorzieningen te verstrekken als de cliënt met gebruikelijke hulp zijn problemen kan oplossen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde ondersteuning en er geen proceskostenveroordeling of vergoeding van private huishoudelijke zorg zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en is openbaar gemaakt op 17 november 2023.