In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Geertruidenberg, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet buiten behandeling heeft gesteld. Dit besluit volgde op een eerdere aanvraag van eiser, die in 2022 was ingediend na een periode van bijstandsontvangst en een faillissement van zijn bedrijf. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 11 september 2023 een zitting gehouden, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd, ondanks meerdere hersteltermijnen die het college hem had geboden. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van het belang van bepaalde documenten en dat hij in financiële problemen verkeert, wat zou kunnen leiden tot uithuiszetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijslast voor het recht op bijstand bij eiser ligt en dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn aanvraag te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser niet aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van wettelijke rente afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter J. van Alphen en openbaar gemaakt op 17 november 2023. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.