In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking en de informatiebeschikking beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 285.000 per 1 januari 2019, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze waardevaststelling en de daaropvolgende aanslag, en stelde dat de heffingsambtenaar te laat uitspraak had gedaan op het bezwaar. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar tijdig uitspraak heeft gedaan en dat er geen recht op een dwangsom bestaat. De rechtbank oordeelt verder dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, en dat belanghebbende niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om informatie te verstrekken, wat leidt tot een verzwaarde bewijslast. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af en handhaaft de WOZ-beschikking. Tevens wordt belanghebbende een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.