ECLI:NL:RBZWB:2023:8212

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5964
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een Ziektewet-uitkering door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiseres had op 15 juli 2022 een primaire beslissing ontvangen waarin het UWV weigerde haar per 6 mei 2022 een ZW-uitkering toe te kennen. Dit besluit werd door het UWV in een bestreden besluit van 9 november 2022 gehandhaafd. De rechtbank heeft op 30 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Tijdens de zitting overhandigde eiseres nieuwe medische informatie, waarop het UWV de gelegenheid kreeg om het bestreden besluit te heroverwegen. Het UWV concludeerde echter dat de nieuwe informatie geen aanleiding gaf om het besluit te wijzigen.

De rechtbank oordeelt dat het UWV ten onrechte van een te hoge belastbaarheid is uitgegaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van het UWV onvoldoende zorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsarts b&b in bezwaar aanvullende beperkingen heeft vastgesteld die niet eerder waren erkend. De rechtbank heeft de beperkingen in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) aangepast en oordeelt dat de door eiseres ingediende medische informatie niet leidt tot extra beperkingen voor de geduide functies. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5964 ZW

uitspraak van 17 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering van het UWV om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 15 juli 2022 (primaire besluit) geweigerd om eiseres per 6 mei 2022 een ZW-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 9 november 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de weigering van de ZW-uitkering in stand gelaten. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigde van het UWV deelgenomen. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat haar behandelend sector kort voor de mondelinge behandeling een nieuwe diagnose heeft gesteld en heeft zij nieuwe stukken overhandigd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het UWV in de gelegenheid gesteld om te bepalen of het bestreden besluit op basis van de nieuwe informatie heroverwogen moet worden. Eiseres heeft daarnaast op 10 mei 2023 nog extra medische informatie bij de rechtbank ingediend.
1.3.
Op 2 mei 2023 ontving de rechtbank de reactie van het UWV op de ter zitting overhandigde stukken. Het UWV heeft de rechtbank laten weten dat de nieuwe informatie voor het UWV geen aanleiding is om het bestreden besluit te herzien. Op 24 mei 2023 heeft eiseres de gelegenheid gekregen om op die reactie van het UWV te reageren, maar dat heeft zij niet gedaan. Voor wat betreft de op 10 mei 2023 bij de rechtbank ingediende informatie heeft de rechtbank het UWV niet opnieuw om een aanvullende reactie verzocht, omdat eiseres deze informatie te laat heeft ingediend. De rechtbank heeft partijen bericht dat zij een tweede mondelinge behandeling achterwege wil laten. Geen van de partijen heeft de rechtbank hierop laten weten een tweede mondelinge behandeling te wensen. De rechtbank heeft hierop het onderzoek gesloten en aangegeven dat binnen zes weken schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het beroep
2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres vanaf 6 mei 2022 geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Het beroep
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond verklaard moet worden, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Uiteindelijk heeft het UWV de ZW-uitkering per 6 mei 2022 terecht geweigerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Het UWV heeft aan eiseres – die op 14 januari 2020 is uitgevallen met lichamelijke klachten en tot 1 juli 2020 in dienst was als schoonmaakster voor 27 uur per week – vanaf 1 juli 2020 een ZW-uitkering toegekend. Het UWV heeft, na een eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWb), bij besluit van 23 februari 2021 de ZW-uitkering vanaf 24 maart 2021 ingetrokken. Eiseres wordt nog geschikt geacht voor de volgende functies: Administratief medewerker (documenten scannen, Administratief ondersteunend medewerker, Medewerker intern transport, Machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) en Wikkelaar (nieuw en revisie). Aansluitend aan de beëindiging van de ZW-uitkering is eiseres tot en met 7 januari 2023 een WW-uitkering toegekend. In de beslissing op bezwaar van 19 augustus 2021 heeft het UWV het bezwaar tegen het besluit van 23 februari 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft geen beroep tegen deze beslissing op bezwaar ingesteld.
Eiseres is daarna niet meer werkzaam geweest, maar zij heeft zich nog meerdere malen ziekgemeld. Na de ziekmelding op 6 mei 2022 heeft het UWV in het primaire besluit eiseres vanaf 6 mei 2022 (wederom) voor haar eigen werk arbeidsgeschikt verklaard. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit afgewezen en het primaire besluit in stand gelaten.
3.3
De rechtbank stelt vast dat de in het kader van de EZWb geduide functies aangemerkt moeten worden als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
[verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiseres onderzocht tijdens het spreekuur van 14 juli 2022. Bij het psychisch onderzoek constateert de verzekeringsarts, behalve een grote lijdensdruk, geen bijzonderheden. Lichamelijk onderzoek heeft niet plaatsgevonden. De verzekeringsarts stelt als diagnoses een ontsteking van de overige peesscheden, overige aandoeningen aan de wervelkolom en een bewegingsbeperking aan de rechtervoet. Volgens de verzekeringsarts is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid en de klachten van eiseres geven niet meer beperkingen dan de al bij de EZWb zijn gesteld. [verzekeringsarts] overweegt dat eiseres in staat is om op 6 mei 2022 de bij de EZWb geduide functies te verrichten.
[verzekeringsarts b&b] heeft eveneens het dossier bestudeerd en was aanwezig bij de hoorzitting op 24 oktober 2022. Na de hoorzitting heeft een aanvullend medisch onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b constateert bij het psychisch onderzoek geen bijzonderheden. Bij het lichamelijk onderzoek constateert de verzekeringsarts b&b bij de nek, schouders, ellebogen, polsen en handen geen bewegingsbeperkingen. De rechterarm is beperkt en de knijpkracht van de rechterhand is beperkter dan de knijpkracht van de linkerhand. [verzekeringsarts b&b] wijkt niet af van de beoordeling door [verzekeringsarts] . De resultaten van het lichamelijk onderzoek van de rechterarm bij de EZWb komen overeen met het eigen onderzoek door de verzekeringsarts b&b en er is niet gebleken van aanwijzingen uit de behandelend sector dat de toegenomen klachten voortkomen uit een ernstigere medische situatie dan waar eerder vanuit is gegaan. De na de EZWb ontwikkelde knieklachten rechts passen bij een slijmbeursontsteking, zijn al in een eerdere verzekeringsgeneeskundige rapportage meegenomen en waren geen aanleiding om eiseres ongeschikt te achten voor de bij de EZWb geduide functies. Dat geldt in het bijzonder voor de functie Administratief ondersteunend medewerker. Bij de ziekmelding van 6 mei 2022 heeft eiseres tevens een beroep gedaan op het carpaal tunnelsydroom. Bij het lichamelijk onderzoek heeft de verzekeringsarts b&b met rechts minder knijpkracht geconstateerd. Dat heeft geen gevolgen voor de functie Administratief ondersteunend medewerker. De in de functie voorkomende pincet- en cilindergreep en de benodigde knijp- en grijpkracht kunnen worden uitgevoerd met een hand naar keuze. Eiseres kan hiervoor de linkerhand gebruiken. Schrijven is in die functie geen kenmerkende belasting.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV ten onrechte geen nadere (medische) informatie heeft ingewonnen en dat het UWV geen oordeel kon geven over de ziekte van eiseres. Eiseres stelt dat er door een eerdere en nog lopende behandeling wel sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden met betrekking tot het ziekteproces. Eiseres beroept zich tevens op een op 2 februari 2000 opgestelde verantwoording functiebelasting met andere beperkingen, te weten een beperking voor intensief huidcontact, dwingend werktempo, monotoon werk en een beperking voor met snelle regelmaat zich herhalend werk.
4.3
In de uitspraak van 23 december 2022 [1] van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is een stappenplan opgenomen voor de manier waarop het UWV in zaak als deze moet vaststellen of eiseres – bij een ziekmelding na de EZWb – geschikt is voor ‘zijn’ werk. De verzekeringsarts stelt als
stap ééneerst vast of naar aanleiding van de nieuwe ziekmelding de medische beperkingen van eiseres sinds de EZWb zijn toegenomen. Is dat niet het geval, dan zijn de bij de EZWb geduide functies in medisch en arbeidskundig opzicht ook op de datum in geding geschikt voor eiseres. Indien er wel sprake is van toegenomen beperkingen dient als
stap tweebeoordeeld te worden in hoeverre dit consequenties heeft voor de geschiktheid van de bij de EZWb geduide functies. Deze beoordeling kan in beginsel beperkt blijven tot een beoordeling van de medische geschiktheid voor de geduide functies. Als blijkt dat een of meer van de bij de EZWb geduide functies door de toegenomen beperkingen niet langer geschikt blijken, dan zal het UWV,
als stap drie, moeten beoordelen of er van de oorspronkelijk geselecteerde functies tenminste drie geschikte functies met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen resteren. Is dat niet het geval, dan is eiseres arbeidsongeschikt op grond van artikel 19 van de ZW. Als er nog wel tenminste drie functies met ieder tenminste drie arbeidsplaatsen resteren, dan moet het UWV de mediane
(= de middelste) loonwaarde van die resterende functies vergelijken met het destijds vastgestelde maatmanloon. Indien die vergelijking uitwijst dat er onveranderd sprake is van tenminste 65% arbeidsgeschiktheid, dan is eiseres niet arbeidsongeschikt in de zin van artikel 19 van de ZW.
4.4
De rechtbank leidt uit het dossier af dat eiseres zich na de EZWb – naast de ziekmelding per 6 mei 2022 – ook nog op 4 november 2021 en 7 januari 2022 heeft ziekgemeld. Het UWV heeft eiseres ook naar aanleiding van deze ziekmeldingen telkens weer geschikt geacht voor het eigen werk. Eiseres heeft enkel tegen de hersteldmelding per 7 januari 2022 bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft dat bezwaar ongegrond verklaard en eiseres heeft daarna geen beroep ingesteld. De hiervoor genoemde hersteldverklaringen staan dan ook formeel vast.
Voor wat betreft de beroepsgrond dat het UWV geen nieuwe medische informatie heeft opgevraagd, heeft de verzekeringsarts als taak om – in het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling – de beperkingen van eiseres vast te leggen [2] . Naar het oordeel van de rechtbank brengt het niet opvragen van (medische) informatie niet met zich mee dat het onderzoek van het UWV onzorgvuldig is. Niet is gesteld of gebleken dat rond de datum in geding sprake was van een behandeling of het inzetten van een behandeling die een beduidend effect zou kunnen hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid [3] . De aangehaalde ‘verantwoording functiebelasting’ van 2 februari 2000 brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat in de onderhavige procedure 6 mei 2022 de datum in geding is. De datum van 2 februari 2000 valt hier buiten.
Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b in bezwaar stellen in de rapportages dat de beperkingen van eiseres niet zijn toegenomen sinds de eerdere EZWb. Maar in de rapportage van 20 januari 2023 van [arts b&b] [4] (gevoegd bij het verweerschrift) neemt laatstgenoemde arts op de datum in geding aanvullende beperkingen aan, namelijk dat eiseres maximaal een half uur achter elkaar kan schrijven en dat de knijp- en grijpkracht van de rechterhand licht beperkt is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het medisch onderzoek – dat het UWV aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd – onvoldoende zorgvuldig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b in bezwaar de belastbaarheid van eiseres niet juist vastgesteld.
4.5
Gelet op het in overweging 4.3 aangehaalde stappenplan zijn de beperkingen dus toegenomen en zal de rechtbank stap twee en, voor zover vereist, stap drie beoordelen. De rechtbank vat de in overweging 4.4 aangehaalde rapportage van de arts b&b zo op dat de beperkingen in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 15 februari 2021 als volgt uitgebreid moeten worden. Beoordelingspunt 2.4.0 [5] wordt gewijzigd in 2.4.1 met als toelichting dat eiseres maximaal een half uur achter elkaar kan schrijven. Beoordelingspunt 4.3.0 [6] wordt gewijzigd in 4.3.6 met als toelichting dat de knijp- en grijpkracht van de rechterhand licht beperkt is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, naast de extra door de arts b&b aangegeven beperkingen, nog extra beperkingen op te nemen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de door eiseres ter zitting ingediende medische informatie erop wijst dat eiseres mogelijk lijdt aan het zogenaamde fenomeen van Raynaud. De verzekeringsarts b&b merkt echter terecht op dat de reumatoloog deze diagnose niet stelt. De reumatoloog stelt enkel dat er
mogelijksprake van is. De verzekeringsarts b&b heeft, ondanks dat de betreffende diagnose niet is gesteld, rekening gehouden met relevante klachten, maar een en ander leidt niet tot het aannemen van extra beperkingen. De rechtbank kan dit volgen. De haarvaatjes in de nagelriemen van de vingers van eiseres [7] zijn volgens de reumatoloog normaal. Het fenomeen van Raynaud kenmerkt zich volgens de verzekeringsarts b&b door tijdelijke aanvallen van verminderde bloeddoorstroming en hierbij zijn koude handen en/of tenen met een witte, later blauwe en tot slot een rode verkleuring kenmerkend. Het gevoel in de vingers is dan even weg. Als het gevoel weer terugkomt, doen de vingers pijn en gaan deze tintelen en gloeien. Het fenomeen van Raynaud kan tot beperkingen leiden, namelijk voor het werken in een koude omgeving [8] , voor intensief contact met hulpbehoevenden [9] , het frequent hanteren van conflicten [10] en intensief samenwerken [11] . Bovendien mag het dragen van strak aansluitende (hand)schoenen [12] niet worden gevergd. De hiervoor aangegeven belasting komt in de door het UWV voor eiseres bij de EZWb geduide functies niet voor. Kortom, de door eiseres ter zitting in de procedure gebrachte informatie is door het UWV in de beoordeling meegenomen en de reactie van het UWV is ook niet meer weersproken door eiseres. De rechtbank ziet dan ook geen reden om het UWV niet verder te volgen.
4.6
Voor wat betreft de in overweging 4.3 aangehaalde stap twee heeft de rechtbank de belasting van de in overweging 3.2 bij de EZWb geduide functies getoetst aan het beoordelingskader of deze functies medisch geschikt zijn voor eiseres. Eiseres heeft geen arbeidskundige beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres bij de EZWb geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 23 februari 2021 en de rapportage van de arts b&b van 20 maart 2023
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen (inclusief de extra in beroep door de rechtbank aangenomen beperkingen), eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De rechtbank komt dan ook niet meer toe aan stap drie van het in overweging 4.3 aangehaalde beoordelingskader.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond, omdat het UWV in het bestreden besluit van een te hoge belastbaarheid is uitgegaan. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens een zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Het UWV heeft immers wel terecht geoordeeld dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
5.1
Omdat het beroep gegrond, is moet UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan op 17 november 2023 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt uitzondering, wanneer de verzekerde – na een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de WIA of een EZWb – niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziek meldt. Ziekengeld kan in zo’n geval worden geweigerd wanneer is voldaan aan de volgende twee, cumulatieve, voorwaarden:
1. van de oorspronkelijk bij de EZWb of WIA geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties aan de betrokkene zijn voorgehouden, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
2. op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de EZWb of WIA vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de EZWb of WIA geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%. Daarbij is niet van belang of de oorspronkelijke functies ten tijde van de latere ziekmelding nog in het CBBS aanwezig zijn. Evenmin is van belang of die functies ten tijde van de nieuwe ziekmelding op onderdelen qua belasting en/of beloning inmiddels zijn gewijzigd. [13]

Voetnoten

1.CRvB 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672, r.o. 4.7.1 tot en met 4.7.3.
2.CRvB 24 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:378.
3.CRvB 16 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:569.
4.De rapportage is gecontrasigneerd door [verzekeringsarts b&b] .
5.Categorie ‘Sociaal functioneren’, beoordelingspunt 4 (Schrijven) van de FML.
6.Categorie ‘Dynamische handelingen’, beoordelingspunt 3 (Hand- en vingergebruik) van de FML.
7.Capillairscopie.
8.Beoordelingspunt 3.1 van de FML.
9.Beoordelingspunt 2.12.2 van de FML.
10.Beoordelingspunt 2.8 van de FML.
11.Beoordelingspunt 2.9 van de FML.
12.Beoordelingspunt 3.4 van de FML.