In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 28 november 2023, wordt het beroep van eiser, een Guinese nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had eerder een verzoek om naturalisatie ingediend op 16 februari 2018, maar dit werd afgewezen op 8 maart 2021 omdat zijn identiteit niet kon worden vastgesteld door het ontbreken van een gelegaliseerde geboorteakte. Eiser heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt, maar dit werd op 4 oktober 2021 kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft echter op 11 oktober 2022 het beroep van eiser gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen.
In het bestreden besluit van 23 november 2022 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar opnieuw kennelijk ongegrond, wat leidde tot het huidige beroep. Tijdens de zitting op 20 oktober 2023 heeft de staatssecretaris erkend dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt, omdat er niet adequaat gevolg is gegeven aan de eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de Ranov-regeling niet analoog kan worden toegepast op de situatie van eiser, die in gelijke omstandigheden verkeert als andere vreemdelingen met een verblijfsvergunning.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de hoorplicht heeft geschonden en dat het bestreden besluit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank geeft de staatssecretaris de gelegenheid om de gebreken te herstellen binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak. Eiser kan binnen vier weken na het nieuwe besluit reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.