ECLI:NL:RBZWB:2023:8287

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
C/02/414091 / FA RK 23-4415
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisionele voorziening in afwachting van raadsonderzoek betreffende contactregeling tussen minderjarige en vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een provisionele voorziening. De zaak betreft een verzoek van de man, die de vader is van een minderjarige, om een voorlopige regeling voor contact met zijn kind. De vrouw, de moeder van het kind, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek en verzocht om de man niet ontvankelijk te verklaren. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2023 is gebleken dat de ouders zijn overeengekomen om contact op te nemen met een begeleidster om de mogelijkheden voor contactherstel te onderzoeken. De rechtbank heeft besloten om het verzoek aan te houden in afwachting van de uitkomst van een raadsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Dit onderzoek is geïndiceerd om te beoordelen of er risico's zijn voor de minderjarige en hoe de contactregeling het beste kan worden vormgegeven. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot 26 maart 2024, waarbij de advocaten van partijen zijn verzocht om voor die datum een schriftelijk verslag uit te brengen over de voortgang van de begeleiding. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Jansen, in aanwezigheid van de griffier mr. Can.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/414091 / FA RK 23-4415
datum uitspraak: 4 december 2023
beschikking betreffende provisionele voorziening ex artikel 223 Rv
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A. Elias,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats 2] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G. Demir.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 13 september 2023 ontvangen verzoekschrift tevens houdende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv met bijlagen;
- het op 20 oktober 2023 ontvangen F2-formulier van mr. Demir;
- het op 1 november 2023 ontvangen verweerschrift van de vrouw.
1.2
Bij voormeld verzoekschrift is ook de hoofdzaak aanhangig gemaakt, welke procedure bij de rechtbank geregistreerd staat onder kenmerk C/02/414081 / FA RK 23-4411. In de hoofdzaak ligt het verzoek tot het bepalen hoofdverblijf, het vaststellen van een zorg- en contactregeling en het gezamenlijk gezag voor.
1.3
Het verzoek is behandeld op de mondelinge behandeling van 20 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw, bijgestaan door mr. Van Kerkhof als waarnemend advocaat van mr. Demir. Tevens was aanwezig een medewerker namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020. Hierna te noemen: [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.4
De vrouw is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak, te bepalen dat de man [minderjarige] bij zich heeft eenmaal in de twee weken van vrijdagmorgen 08:00 uur, waarbij de moeder van de man hem dan op haalt, tot zondag 18:30 uur bij de man verblijft. Hierbij dient de vrouw hem dan weer bij de man te komen ophalen.
3.2
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man en verzoekt de man niet ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek als ongegrond of onbewezen af te wijzen.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de man wordt aangevoerd dat de man zich niet herkent in hetgeen over hem wordt benoemd in het verweerschrift van de vrouw. De man heeft sinds juni 2023 [minderjarige] niet meer gezien. De man acht het in het belang van [minderjarige] , ook gelet op zijn leeftijd, dat er frequent omgang plaatsvindt tussen de man en [minderjarige] . De advocaat van de man heeft getracht met de vrouw hierover te spreken, maar de vrouw stelt geen vertrouwen meer te hebben in de man. De man heeft de bereidheid om mee te werken met de hulpverlening ook in het kader van een UHA-traject. Tussen partijen is er sprake van verstoorde oudercommunicatie.
4.2
Door en namens de vrouw wordt verzocht om een raadsonderzoek in te stellen door de Raad om zo te onderzoeken welke hulpverlening noodzakelijk is. Zonder tussenkomst van hulpverlening zal het partijen niet lukken om de oudercommunicatie te verbeteren. Op 23 maart 2023 heeft de man de vrouw verbaal hard aangevallen en de deur in het gezicht dichtgegooid. [minderjarige] was hier getuige van. Op 9 juni 2023 zijn wat de vrouw betreft alle grenzen overschreden door de man. Tijdens het ophalen van [minderjarige] bij de oma (vz) heeft de huidige partner van de man de vrouw aangevallen en uitgescholden. De huidige partner van de man heeft haren uit het hoofd van de vrouw getrokken en haar een aantal vuistslagen in het gezicht gegeven. De man heeft verder een deuk in de auto van de vrouw getrapt terwijl [minderjarige] in de auto zat. [minderjarige] was bij dit incident aanwezig en raakte in paniek. Vanaf dat moment heeft de vrouw het niet meer aangedurfd om naar [plaats 1] te gaan. De vrouw heeft geen enkel vertrouwen meer in de man. Hoewel de relatie met oma (vz) op zich goed is acht de vrouw oma niet opgewassen tegen de man. Hierdoor kan zij ook geen bemiddelende rol spelen.
De vrouw staat open voor contact tussen de man en [minderjarige] onder begeleiding van de hulpverlening tot de Raad een onderzoek heeft afgerond.
4.3
Namens de Raad is geadviseerd om een onderzoek in te stellen. Voornoemd onderzoek zal naar verwachting in maart 2024 afgerond kunnen worden. Het is van belang dat intussen samen met hulpverlening gewerkt wordt aan contactherstel tussen de man en [minderjarige] . Tevens dient gewerkt te worden aan verbetering van de oudercommunicatie. Het is van belang dat er weer contact komt tussen de man en [minderjarige] . De Raad adviseert partijen om, in afwachting van het raadsrapport, een traject aan te gaan bij mevrouw [naam] . Zij kan bemiddelen en ondersteuning bieden in het kader van het herstel van het contact tussen de man en [minderjarige] en wellicht ook ondersteuning bieden bij het verbeteren van de oudercommunicatie.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat de vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.
5.2
In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
3.3
Naar het oordeel van de rechtbank hangt het onderhavige verzoek samen met het verzoek in de hoofdzaak, zodat de man kan worden ontvangen in zijn verzoek.
5.4
Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling zijn de ouders overeengekomen dat – in lijn met het voorstel van de Raad – partijen contact zullen opnemen met mevrouw [naam] om vervolgens onder haar begeleiding de mogelijkheden te onderzoeken om het contact tussen [minderjarige] en de man te herstellen. Daarnaast zullen partijen ook gaan werken aan de oudercommunicatie. De advocaten van partijen hebben verder aangegeven in te stemmen met een pro forma aanhouding van deze zaak, in afwachting van het verloop van bedoeld traject en de uitkomst van het raadsonderzoek.
De rechtbank is in lijn met het advies van de Raad van oordeel dat een onderzoek door de Raad geïndiceerd is voor een beslissing kan worden gegeven op de voorliggende verzoeken. De Raad voor de Kinderbescherming locatie Breda zal daarom worden verzocht om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
- Bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke vorm van contact met de man komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Zijn er contra-indicaties voor omgang en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
5.5
In afwachting van de rapportage van de Raad zal de behandeling van de zaak worden aangehouden. De Raad heeft desgevraagd aangegeven dat de verwachte duur van een raadsonderzoek ongeveer vier maanden bedraagt. De rechtbank zal de zaak daarom aanhouden tot 26 maart 2024 PRO FORMA.
5.6
Van de advocaten van partijen wordt verwacht dat zij voor 24 maart 2024 een schriftelijk verslag uitbrengen bij de rechtbank over het verloop van de begeleiding door mevrouw [naam] en de stand van zaken op dat moment. Zodra het rapport en advies van de Raad is ontvangen, zal de rechtbank in beginsel een datum voor een mondelinge behandeling van de verzoeken plannen, waarvoor beide partijen, hun advocaten en de Raad zullen worden opgeroepen, tenzij alle betrokkenen aangeven dat de zaak verder schriftelijk kan worden afgedaan.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie Breda een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven in overweging 5.4 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de raadslieden van) partijen;
6.2
verzoekt de advocaten van partijen om voor 26 maart 2024 een schriftelijk verslag uit te brengen bij de rechtbank over het verloop van de begeleiding door mevrouw [naam] en de stand van zaken op dat moment.
6.2
houdt de behandeling van deze zaak aan tot
26 maart 2024 PRO FORMA;
6.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Jansen, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023 in tegenwoordigheid van mr. Can, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.