ECLI:NL:RBZWB:2023:8334

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3985
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de herziening van een WIA-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de herziening van haar WIA-uitkering door het UWV. Het UWV had op 8 november 2021 besloten de WIA-uitkering van eiseres te herzien, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2020 werd vastgesteld op 54,39%. Na bezwaar van eiseres werd deze herziening gegrond verklaard, en de arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2021 werd vastgesteld op 55,39%. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het UWV de gelegenheid te geven om aanvullende informatie te verstrekken over de visusproblematiek van eiseres. Na het sluiten van het onderzoek op 19 oktober 2023, heeft de rechtbank de medische beoordeling van het UWV gevolgd, waarbij de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hebben vastgesteld op basis van haar klachten, waaronder fibromyalgie en visusproblemen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 55,39% en dat de geduide functies passend zijn voor eiseres. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3985 WIA

uitspraak van 28 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.H.G. in de Braekt,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (UWV; kantoor Eindhoven),
gemachtigde: mr. M.W.G. Bombeeck

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
herziening van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 8 november 2021 (primair besluit), naar aanleiding van een op 12 mei 2021 ontvangen melding toegenomen klachten, de WIA-uitkering vanaf 1 juni 2020 herzien. Het UWV gaat vanaf 1 juni 2020 uit van een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,39%. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres vanaf 1 juni 2021 55,39% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar echtgenoot, haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen om zich uit te laten over de vraag van de rechtbank of de aangenomen beperking bij beoordelingspunt 1.8.7 van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de visusproblematiek van eiseres voldoende dekt. Het UWV heeft op 27 juli 2023 een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ( verzekeringsarts b&b ) naar de rechtbank gezonden. Eiseres heeft op deze rapportage gereageerd. Geen van de partijen heeft aangegeven dat zij een tweede mondelinge behandeling wensen. De rechtbank heeft op 19 oktober 2023 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 1 juni 2021 voor 55,39% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2021 heeft vastgesteld op 55,39%. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is tot en met 2 juli 2017 gedurende 27,7 uur per week werkzaam geweest als productiemedewerker. Na het verlies van dit werk heeft zij van 3 juli 2017 tot en met 2 september 2019 een WW-uitkering ontvangen. Tegelijkertijd was zij voor 20,5 uur per week werkzaam als depothouder. Eiseres heeft zich op 8 september 2017, vanuit de WW, ziekgemeld en ontving vanaf 8 december 2017 tot en met einde wachttijd een ZW-uitkering. Per einde wachttijd heeft het UWV eiseres, van 6 september 2019 tot en met 31 mei 2021, een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend op basis van 40,26% arbeidsongeschiktheid. In bezwaar heeft het UWV eiseres per einde wachttijd 40,49% arbeidsongeschikt verklaard. Aansluitend op de loongerelateerde WIA-uitkering heeft het UWV, bij besluit van 21 april 2021, eiseres vanaf 1 juni 2021 een vervolguitkering toegekend op basis van arbeidsongeschiktheidsklasse 35%-45% arbeidsongeschiktheid. Door toegenomen klachten heeft eiseres het werk als depothouder gestaakt en zij heeft op 12 mei 2021 een melding toegenomen klachten vanaf 6 juni 2020 ingediend. In het primaire besluit is de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2020 verhoogd naar 54,39% en de vervolguitkering vanaf 1 juni 2021 aangepast. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar gegrond verklaard; het UWV acht eiseres per 1 juni 2021 55,39% arbeidsongeschikt. Het UWV heeft de vervolguitkering aangepast naar een vervolguitkering op basis van 55-65% arbeidsongeschiktheid.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
4.1
[verzekeringsarts 1] heeft het dossier bestudeerd en eiseres onderzocht tijdens het spreekuur op 13 augustus 2021. De verzekeringsarts constateert bij het psychisch onderzoek geen bijzonderheden. Bij het lichamelijk onderzoek valt het de verzekeringsarts op dat eiseres regelmatig haar ogen moet deppen vanwege het ongewenst ‘tranen’ van de ogen. De beweeglijkheid van de nek en de schouders is normaal, met hierbij de opmerking dat eiseres aangeeft dat het heffen boven schouderhoogte in uiterste stand pijn doet. [verzekeringsarts 1] stelt als diagnoses fibromyalgie, netvliesloslating en gonartrose. Door de netvlieslating vanaf juni 2020 verdwijnt het scherpe zien, er zijn beperkingen bij het dieptezien en het inschatten van afstanden en snelheden. Priegelwerk is niet mogelijk of kost veel meer tijd en energie. [verzekeringsarts 1] raadt autorijden af. Het werken met een noodzakelijke gezichtsbedekking is niet passend door de tranende ogen. De beperkingen voor de overige klachten zijn gelijk gebleven.
In bezwaar heeft [verzekeringsarts 2] ook het dossier bestudeerd en eiseres onderzocht op 15 juni 2022. De verzekeringsarts b&b constateert zowel per
1 juni 2020 als 1 juni 2021 geen nieuwe medische feiten. De verzekeringsarts b&b neemt op basis van het lichamelijk onderzoek geen aanvullende beperkingen voor de fibromyalgie en overige gewrichtsklachten aan. Voor wat betreft de visusbeperking geldt dat eiseres voor fijn optisch dieptezien blijvend beperkt is. Dat betekent eiseres niet geschikt is voor functies waarbij intensieve concentratie (bij het verwerken van grote lappen tekst) nodig is.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 16 juni 2022.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV een tweetal verzekeringsgeneeskundige rapportages van [verzekeringsarts 3] – die zien op respectievelijk 1 juni 2020 en 1 juni 2021 – ingediend. [verzekeringsarts 3] stelt dezelfde diagnoses als [verzekeringsarts 1] en stelt dat eiseres zich beter voordoet dan dat het werkelijk met haar gaat. Hierdoor zijn haar mogelijkheden wellicht overschat. Voor wat betreft de beperkingen aan de visus moeten de beoordelingspunten 2.1 [1] , 2.4 [2] , 2.5 [3] , 2.10 [4] en 2.11 [5] van de FML in de beoordeling worden betrokken. Voor de beoordelingspunten 2.1 en 2.11 zijn beperkingen aangenomen en eiseres is voor de beoordelingspunten 2.4 en 2.10 niet beperkt. Voor beoordelingspunt 2.5 stelt [verzekeringsarts 3] een aanvullende beperking voor, namelijk eiseres slechts kortdurend kan lezen of beeldschermwerk kan verrichten en dat zij moeite heeft met het herkennen van visueel aangeboden informatie. Verder zou een beperking voor trappenlopen aangenomen dienen te worden, omdat dit past bij hetgeen eiseres aangeeft bij de combinatie van knieproblemen, fibromyalgie en problemen met het zien. Ook acht [verzekeringsarts 3] een lichte beperking noodzakelijk voor knielen en hurken, omdat de norm uitgaat van tien keer per uur knielen of hurken en [verzekeringsarts 3] dit niet herhaaldelijk meerdere uren achtereen mogelijk acht. Per datum in geding 1 juni 2021 acht [verzekeringsarts 3] dezelfde beperkingen van toepassing als bij datum in geding 1 juni 2020.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de visusklachten en de artrose. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen van het UWV hebben aangenomen.
Voor wat betreft de visusbeperking neemt de rechtbank in aanmerking genomen dat partijen het erover eens zijn dat eiseres maar kortdurend kan lezen. Partijen zijn echter verdeeld over de vraag welke beoordelingspunten van de FML van toepassing zijn. Eiseres claimt dat – naast de door de verzekeringsarts b&b al aangenomen beperkingen in de beoordelingspunten 1.8.7 en 2.1 – ook nog een extra beperking in beoordelingspunt 2.5 opgenomen moet worden. Door de visusproblematiek zorgt het rechteroog voor een vertekend beeld en eiseres stelt dat zij hierdoor slechts kortdurend kan lezen of beeldschermwerk verrichten. De verzekeringsarts b&b is het ermee eens dat er sprake is van een vervormd beeld met het rechteroog, maar stelt dat met het linkeroog wel gelezen kan worden en wijst erop dat de beperking van beoordelingspunt 1.8.7 mede is aangenomen om het vervormde beeld met het rechteroog te compenseren. Beoordelingspunt 2.1 van de FML betreft het ‘zien’. Volgens de definitie in het CBBS wordt onder ‘zien’ het waarnemen met de ogen verstaan. Beoordelingspunt 2.5 van de FML heeft betrekking op ‘lezen’. Het CBBS definieert ‘lezen’ als het tot zich nemen en begrijpen van schriftelijke informatie. Naar het oordeel van de rechtbank ziet beoordelingspunt 2.5 van de FML meer op de cognitieve mogelijkheden van eiseres. De visusbeperking aan het rechteroog raakt de waarneming door dat oog en niet zo zeer de cognitieve mogelijkheden van eiseres. In de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 21 juli 2023 is verder toegelicht dat de visusbeperking extra concentratie van eiseres vergt. De beperking bij beoordelingspunt 1.8.7 is primair aangenomen voor de ADD waar eiseres aan lijdt, maar de beperking is ook van belang voor het compenseren van de benodigde extra concentratie bij het lezen. De rechtbank kan het UWV dan ook volgen in de voor de visusbeperking aangenomen beperkingen.
Voor de overige beperkingen (voor fibromyalgie en overige gewrichtsklachten) leidt de rechtbank uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b af dat zij – in tegenstelling tot [verzekeringsarts 4] – eiseres lichamelijk heeft onderzocht. Hierbij heeft [verzekeringsarts 2] geen aanleiding gezien om extra lichamelijke beperkingen aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de door de verzekeringsarts b&b aangenomen beperkingen niet te volgen.
Niet gebleken is dat in de FML van 16 juni 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b ) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Medewerker post (Sbc-code 315133), Administratief medewerker (Sbc-code 315100) en Telefonisch verkoper (Sbc-code 315173).
5.2
Eiseres heeft in beroep een arbeidskundige rapportage ingediend. Eiseres betoogt op basis van de FML van [verzekeringsarts 3] en de rapportage van [arbeidsdeskundige 1] dat geen van de geduide functies passend is. Voor de functie Medewerker post voert eiseres aan dat er nagenoeg de volledige werktijd een groot beroep wordt gedaan om accuraat en met voldoende snelheid visuele informatie te verwerken en dat een groot deel van de dag er beeldschermwerk verricht moet worden. Eiseres zal meer tijd nodig hebben om zich te concentreren en zij kan de vereiste snelheid daarom niet realiseren. Er is ook bij de functies Administratief medewerker en Receptionist (SBC-code 315120) sprake van een overschrijding voor wat betreft de duur van het beeldschermwerk en bij de functie Telefonisch verkoper is langdurig beeldschermwerk zelfs onvermijdelijk.
5.3
Bij de beoordeling van de geschiktheid van de geduide functies verwijst de rechtbank ten eerste naar de rapportage van arbeidsdeskundige Pekaar van 7 november 2021 en de rapportage van [arbeidsdeskundige 2] van 4 juli 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. Ten tweede wijst de rechtbank op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 19 juli 2023 [6] . In die uitspraak is de beoordeling van de geschiktheid van geduide functies aangescherpt. Kort zakelijk weergegeven, dient alleen de medische geschiktheid van de geduide functies op de aangevochten beperkingen te worden beoordeeld. Als de rechtbank dat in deze zaak toepast, geldt dat door eiseres ingeschakelde [arbeidsdeskundige 1] concludeert dat – uitgaande van de door verzekeringsarts b&b opgestelde FML – de in overweging 5.1 geduide functies, met uitzondering van de functie ‘Medewerker post’, passend zijn. Daar is de rechtbank het ook mee eens. Voor wat betreft de laatstgenoemde functie is de rechtbank van oordeel dat ook deze functie passend is voor eiseres. De functie betreft grotendeels het sorteren en digitaliseren van post. De arbeidsdeskundige b&b heeft in de rapportage van 2 juni 2023 nader toegelicht dat de verminderde visus en de beperking op dieptezin niet aan de uitvoering van de functie in de weg staan. Het lezen in de functie beperkt zich vooral tot ‘koppen snellen’. De door eiseres aangevoerde beperkingen voor traplopen, knielen en hurken staan uitvoering van de geduide functies niet in de weg, omdat dit soort belasting niet in de geduide functies voorkomt en in de resultaat eindselectie hiervoor ook geen signalering is opgenomen.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. Dat betekent dat de in overweging 5.1 aangegeven functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 55,39%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2021 heeft vastgesteld op 55,39%
.Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2023 door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Rubriek 2 van de FML (sociaal functioneren): zien.
2.Rubriek 2 van de FML (sociaal functioneren): schrijven.
3.Rubriek 2 van de FML (sociaal functioneren): lezen.
4.Rubriek 2 van de FML (sociaal functioneren): vervoer.
5.Rubriek 2 van de FML (sociaal functioneren): beroepsmatig vervoer.
6.CRvB 19 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1413.