In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2023, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij de eigenwoningaftrek voor de helft in aanmerking was genomen. De belanghebbende, gehuwd met een partner die niet kwalificerend buitenlands belastingplichtig is, had in zijn aangifte 100% van de eigenwoningaftrek opgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de aftrek heeft beperkt tot de helft, omdat de partner van de belanghebbende geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. Dit is gebaseerd op het feit dat het inkomen van de partner volledig in België belast is, waardoor zij niet als fiscaal partner kan worden aangemerkt voor de eigenwoningaftrek.
Daarnaast wordt het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel besproken. De rechtbank concludeert dat de vermelding op de website van het UWV geen toezeggingen of uitlatingen bevatte waaruit de belanghebbende redelijkerwijs kon afleiden hoe de inspecteur zijn bevoegdheden zou uitoefenen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag in stand blijft en de belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.