ECLI:NL:RBZWB:2023:8460

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-025721
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname ter uitvoering van een Europees Onderzoeksbevel

Op 20 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. M.N.A.J. Verbunt. Het klaagschrift, ingediend op 11 oktober 2023, betreft de opheffing van beslag dat is gelegd op goederen, waaronder een autosleutel en een Samsung, ter uitvoering van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten. Klager stelt dat de inbeslagname hem ernstig bezwaart en dat de goederen niet door een strafbaar feit zijn verkregen. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft echter aangevoerd dat het beslag gehandhaafd moet blijven omdat er nog onderzoek aan de inbeslaggenomen goederen moet plaatsvinden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op de autosleutel van de Suzuki Alto inmiddels is geëindigd, aangezien deze op 6 november 2023 is teruggegeven aan de zus van klager. In dit opzicht heeft de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift. Voor wat betreft het overige beslag, dat is gelegd ter uitvoering van het EOB, heeft de rechtbank overwogen dat de beklagrechter niet toetst aan de gronden voor het uitvaardigen van het EOB en dat het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat verondersteld wordt aanwezig te zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er nog strafvorderlijk onderzoek aan de goederen moet plaatsvinden, waardoor het klaagschrift ongegrond is verklaard.

De beslissing is genomen door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie
rk.nummer: 23-025721
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. M.N.A.J. Verbunt, advocaat te Tilburg, op het adres Bredaseweg 257, 5038 NG Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, ingediend op 11 oktober 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 6 november 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, klager en mr. Verbunt als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met een last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat klager door de inbeslagname ernstig wordt bezwaard. De goederen zijn niet door enig strafbaar feit verkregen en daarom is er geen reden aanwezig het beslag te laten voortduren. Daarnaast behoren de autosleutel van de Suzuki Alto en de sleutel zonder label toe aan de zus van klager, [Naam] . Ten aanzien van de inbeslaggenomen Samsung voert klager aan dat hij door de inbeslagname daarvan geen toegang heeft tot zijn persoonlijke inloggegevens van diverse diensten.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de goederen op 19 september 2023 op grond van een Belgisch EOB ter waarheidsvinding in beslag zijn genomen en stelt zich op het standpunt dat het beslag gehandhaafd dient te blijven, nu het onderzoek aan deze goederen nog niet heeft kunnen plaatsvinden. Het klaagschrift dient ongegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
In zoverre het beslag zich richt tegen de autosleutel van de Suzuki Alto, stelt de rechtbank vast dat het beslag reeds is geëindigd nu op 6 november 2023 is overgegaan tot teruggave van deze sleutel aan [Naam] . De rechtbank zal klager in zoverre niet ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd ter uitvoering van een EOB als volgt.
De rechtbank neemt in overweging dat de beklagrechter bij de behandeling van een klaagschrift gericht tegen de inbeslagneming ter uitvoering van een EOB geen onderzoek doet naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het klaagschrift ex artikel 5.4.10, derde lid, Sv. De beklagrechter toetst evenmin de proportionaliteit van de inbeslagneming en van de daarop volgende overdracht van voorwerpen die het bewijsmateriaal vormen waarop het EOB betrekking heeft (vgl. HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1108 en HR 5 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:511). In art. 5.4.7, eerste lid, Sv is bepaald dat de eisen die in het Wetboek van Strafvordering worden gesteld aan de toepassing van de bevoegdheden in het kader van een Nederlands onderzoek en die betrekking hebben op een beoordeling de proportionaliteit of het onderzoeksbelang, buiten beschouwing worden gelaten.
Het staat wel ter beoordeling aan de rechter of zich – gelet op de artikelen 5.4.3, 5.4.4 en 5.4.6 Sv – een grond voordoet voor het weigeren van de erkenning of de uitvoering van het EOB, dan wel voor uitstel van de erkenning of de uitvoering van het EOB. Zo dient op grond van art. 5.4.4., tweede lid, Sv in beginsel – dat wil zeggen behoudens de in deze bepaling omschreven uitzondering – te worden voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid (vgl. HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1108). Daarnaast kan de beklagrechter in voorkomende gevallen ook beoordelen of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, rechtmatig is toegepast. De rechter moet zich daarbij beperken tot een onderzoek naar de formaliteiten waaraan de inbeslagneming moet voldoen. Verweren die raken aan de rechtmatigheid van het voortduren van het beslag moeten, gelet op het beginsel van wederzijdse erkenning, door de rechter van de uitvoerende staat buiten beschouwing worden gelaten (vgl. ECLI:NL:HR:2021:1940).
De rechtbank overweegt dat verder in deze klaagschriftprocedure ter beoordeling staat of de inbeslaggenomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen (vgl. HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:679 en HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:744). Daarbij is van belang dat de uitvaardigende staat het te verkrijgen bewijsmateriaal in het EOB globaal mag omschrijven, omdat het voor de uitvaardigende staat niet steeds op voorhand vaststaat welk bewijsmateriaal precies aanwezig is in de uitvoerende staat, terwijl het de autoriteiten van de uitvaardigende staat zijn die het best kunnen bepalen welke voorwerpen of gegevens relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek aldaar.
Bij de beoordeling van een klaagschrift dat betrekking heeft op inbeslagneming op grond van een EOB is niet de vraag aan de orde of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat – in de zin van het belang van de uitvaardigende staat bij de uitvoering van het EOB en de overdracht van de resultaten daarvan ten behoeve van de strafrechtelijke procedure in de uitvaardigende staat – wordt verondersteld aanwezig te zijn.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een verdenking van deelname aan een criminele organisatie in België en dat de goederen waarvan klager teruggave verlangt in beslag zijn genomen ter uitvoering van een EOB uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. Uit hetgeen de officier van justitie in raadkamer naar voren heeft gebracht, begrijpt de rechtbank dat er nog strafvorderlijk onderzoek dient te worden verricht aan de goederen. Deze omstandigheid maakt dat de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het beslag ex artikel 94 Sv dat is gelegd ter uitvoering van een EOB ongegrond zal verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift in zoverre het klaagschrift is gericht tegen de autosleutel van de Suzuki Alto;
- het klaagschrift voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is op 20 november 2023 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).