ECLI:NL:RBZWB:2023:8465

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
23-025743
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van goederen ter uitvoering van een Europees Onderzoeksbevel

Op 20 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door een klaagster, die de teruggave van in beslag genomen goederen, te weten autosleutels van een Suzuki Alto en een sleutel zonder label, verzocht. De inbeslagname vond plaats tijdens een huiszoeking bij de broer van klaagster op basis van een Belgisch Europees Onderzoeksbevel (EOB). Klaagster stelde dat de goederen haar eigendom zijn en dat zij de autosleutel op 6 november 2023 terugkreeg. De officier van justitie, mr. G. Smid, voerde aan dat het beslag gehandhaafd moest blijven omdat het onderzoek naar de goederen nog niet was afgerond. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift deels niet-ontvankelijk was, omdat de autosleutel inmiddels was teruggegeven aan klaagster. Voor de overige goederen, die onder het EOB vielen, verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, omdat er nog strafvorderlijk onderzoek naar deze goederen moest plaatsvinden. De rechtbank benadrukte dat zij bij de beoordeling van het klaagschrift niet de gronden voor het EOB kon toetsen en dat de proportionaliteit van de inbeslagneming buiten beschouwing moest blijven. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-025743
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, ingediend op 13 oktober 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 6 november 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en klaagster.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klaagster. Daartoe is aangevoerd dat de goederen, te weten autosleutels van een Suzuki Alto en een sleutel zonder label, in beslag zijn genomen tijdens een huiszoeking bij de broer van klaagster. Klaagster stelt dat de goederen haar eigendom zijn.
Ter zitting heeft klaagster aangevoerd dat zij de autosleutel op 6 november 2023 terugkrijgt. De andere inbeslaggenomen sleutel betreft de reserve huissleutel van klaagster.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de goederen op 19 september 2023 op grond van een Belgisch EOB ter waarheidsvinding in beslag zijn genomen en stelt zich op het standpunt dat het beslag gehandhaafd dient te blijven, nu het onderzoek aan deze goederen nog niet heeft kunnen plaatsvinden. Ten aanzien van dit goed dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard. Voor wat betreft de autosleutel geldt dat de politie reeds een afspraak heeft gemaakt met klaagster om de sleutel op 6 november 2023 op te halen.

2.De beoordeling

Klaagster betreft geen verdachte in het onderliggende onderzoek. De Belgische autoriteiten hebben dan ook, hoewel er geen geheimhouding rust op onderliggend onderzoek, verzocht om het EOB en de onderliggende stukken niet aan klaagster te verstrekken.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
In zoverre het beslag zich richt tegen de autosleutel van de Suzuki Alto stelt de rechtbank vast dat het beslag reeds is geëindigd omdat op 6 november 2023 is overgegaan tot teruggave van deze sleutel aan klaagster. De rechtbank zal klaagster in zoverre niet ontvankelijk verklaren in haar beklag.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd ter uitvoering van een EOB als volgt.
De rechtbank neemt in overweging dat de beklagrechter bij de behandeling van een klaagschrift gericht tegen de inbeslagneming ter uitvoering van een EOB geen onderzoek doet naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het klaagschrift ex artikel 5.4.10, derde lid, Sv. De beklagrechter toetst evenmin de proportionaliteit van de inbeslagneming en van de daarop volgende overdracht van voorwerpen die het bewijsmateriaal vormen waarop het EOB betrekking heeft (vgl. HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1108 en HR 5 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:511). In art. 5.4.7, eerste lid, Sv is bepaald dat de eisen die in het Wetboek van Strafvordering worden gesteld aan de toepassing van de bevoegdheden in het kader van een Nederlands onderzoek en die betrekking hebben op een beoordeling de proportionaliteit of het onderzoeksbelang, buiten beschouwing worden gelaten.
Het staat wel ter beoordeling aan de rechter of zich – gelet op de artikelen 5.4.3, 5.4.4 en 5.4.6 Sv – een grond voordoet voor het weigeren van de erkenning of de uitvoering van het EOB, dan wel voor uitstel van de erkenning of de uitvoering van het EOB. Zo dient op grond van art. 5.4.4., tweede lid, Sv in beginsel – dat wil zeggen behoudens de in deze bepaling omschreven uitzondering – te worden voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid (vgl. HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1108). Daarnaast kan de beklagrechter in voorkomende gevallen ook beoordelen of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, rechtmatig is toegepast. De rechter moet zich daarbij beperken tot een onderzoek naar de formaliteiten waaraan de inbeslagneming moet voldoen. Verweren die raken aan de rechtmatigheid van het voortduren van het beslag moeten, gelet op het beginsel van wederzijdse erkenning, door de rechter van de uitvoerende staat buiten beschouwing worden gelaten (vgl. ECLI:NL:HR:2021:1940).
De rechtbank overweegt dat verder in deze klaagschriftprocedure ter beoordeling staat of de inbeslaggenomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen (vgl. HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:679 en HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:744). Daarbij is van belang dat de uitvaardigende staat het te verkrijgen bewijsmateriaal in het EOB globaal mag omschrijven, omdat het voor de uitvaardigende staat niet steeds op voorhand vaststaat welk bewijsmateriaal precies aanwezig is in de uitvoerende staat, terwijl het de autoriteiten van de uitvaardigende staat zijn die het best kunnen bepalen welke voorwerpen of gegevens relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek aldaar.
Bij de beoordeling van een klaagschrift dat betrekking heeft op inbeslagneming op grond van een EOB is niet de vraag aan de orde of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat – in de zin van het belang van de uitvaardigende staat bij de uitvoering van het EOB en de overdracht van de resultaten daarvan ten behoeve van de strafrechtelijke procedure in de uitvaardigende staat – wordt verondersteld aanwezig te zijn.
De rechtbank stelt vast dat de sleutel waarvan klaagster teruggave verlangt in beslag is genomen ter uitvoering van een EOB uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. Uit hetgeen de officier van justitie in raadkamer naar voren heeft gebracht, begrijpt de rechtbank dat er nog strafvorderlijk onderzoek dient te worden verricht aan dit goed. Deze omstandigheid maakt dat de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het beslag ex artikel 94 Sv dat is gelegd ter uitvoering van een EOB ongegrond zal verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- klaagster niet-ontvankelijk in haar klaagschrift in zoverre het klaagschrift ziet op de autosleutel van de Suzuki Alto;
- het klaagschrift voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is op 20 november 2023 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).