ECLI:NL:RBZWB:2023:8575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
10416559 CV EXPL 23-1159 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevordering wegens gebroken pols met gedeeltelijke toewijzing van immateriële schadevergoeding en reiskosten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser een schadevergoeding gevorderd wegens een gebroken pols die hij op 8 augustus 2016 heeft opgelopen. De zaak betreft twee gedaagden: gedaagde sub 1, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, en gedaagde sub 2. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tegen gedaagde sub 1 is afgewezen, omdat deze niet verantwoordelijk was voor de schade die eiser heeft geleden. Eiser heeft verklaard dat hij tijdens een vechtpartij door een man in een wit t-shirt op de grond is geduwd, wat leidde tot zijn gebroken pols. De kantonrechter heeft vastgesteld dat alleen gedaagde sub 2, die niet verschenen was, verantwoordelijk kon worden gehouden voor de schade. De vordering tegen gedaagde sub 2 is toegewezen, waarbij de kantonrechter een immateriële schadevergoeding van € 1.250,- en een bedrag van € 40,- voor reiskosten heeft toegewezen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 234,14 en proceskosten van € 285,- aan gedaagde sub 2 opgelegd. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moeten worden nageleefd, ook als er een verzetprocedure wordt gestart.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer: 10416559 CV EXPL 23-1159
vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. L.L. Ross, advocaat te Tilburg,
tegen
1. [gedaagde 1], handelend onder de naam
[bewindvoerder], zaakdoende te [plaats 2] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de heer
[rechthebbende], wonende te [plaats 1] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.B. ten Hove, advocaat te Wijchen,

2 [gedaagde 2] ,

wonende aan de [woonadres] te [plaats 3] ( [postcode] ),
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden door de kantonrechter hierna afzonderlijk “ [eiser] ”,
“ [bewindvoerder] ”, “ [rechthebbende] ” en “ [gedaagde 2] ” genoemd.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het vonnis in incident van 21 juni 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling op 7 november 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
[gedaagde 2] is niet verschenen in deze procedure. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen hem verstek is verleend.
1.3.
Hierna is de uitspraak van het vonnis op vandaag bepaald.

2.De vordering en het verweer

2.1.
[eiser] vordert (hoofdelijke) veroordeling van gedaagden tot betaling van:
- een schadevergoeding van € 1.380,-, te vermeerderen met wettelijke rente, beide te voldoen binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
- de buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten en daarvoor een bevelschrift af te geven.
2.2.
[bewindvoerder] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
In deze procedure ligt de vraag voor of aan [eiser] een schadevergoeding toekomt omdat hij op 8 augustus 2016 een gebroken pols heeft opgelopen.
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat overeenkomstig artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) tussen alle partijen één vonnis wordt gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Ten aanzien van [bewindvoerder]
3.3.
[eiser] heeft ter zitting verklaard dat de man met het witte t-shirt hem op de grond heeft geduwd en hij - [eiser] - toen zijn pols heeft gebroken. Volgens [eiser] is het gevecht daarna doorgegaan en is hij toen ook door de andere twee mannen geslagen.
3.4.
Gelet op deze verklaring van [eiser] zullen de tegen [bewindvoerder] (de formele procespartij) ingestelde vorderingen worden afgewezen. Uit het mutatierapport van de politie blijkt namelijk dat alleen [gedaagde 2] een wit shirt droeg. [rechthebbende] heeft dus niet de schade veroorzaakt die [eiser] als gevolg van de gebroken pols heeft geleden.
3.5.
Het antwoord op de vraag of de schadevordering is verjaard, kan gelet op het voorgaande in het midden blijven.
3.6.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de proceskosten in zowel het incident als in de hoofdzaak worden gecompenseerd zodat aldus zal worden beslist.
Ten aanzien van [gedaagde 2]
3.7.
Op grond van artikel 139 Rv wordt de vordering ten aanzien van de gedaagde tegen wie verstek is verleend, toegewezen, tenzij die vordering de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
3.8.
De gevorderde immateriële schadevergoeding van € 1.250,- komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
3.9.
[eiser] heeft € 130,- aan reiskosten gevorderd (500 km x € 0,26) voor de door hem gemaakte reizen van en naar het ziekenhuis, zijn huisarts en zijn advocaat. [eiser] heeft nagelaten te onderbouwen om welke reizen het concreet gaat. Bij gebrek aan die onderbouwing zal de kantonrechter de door [eiser] gemaakte reiskosten, nu hij in [plaats 1] woont en hij ook daar naar het ziekenhuis, de huisarts en zijn advocaat is geweest, schattenderwijs bepalen op € 40,-. In zoverre zal de vordering worden toegewezen. Voor het overige komt de kantonrechter de vordering onrechtmatig of ongegrond voor zodat deze zal worden afgewezen.
3.10.
In totaal zal [gedaagde 2] dus worden veroordeeld tot betaling van € 1.290,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
3.11.
Gelet op het toe te wijzen bedrag van € 1.290,- zal aan buitengerechtelijke incassokosten, conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, € 234,14 worden toegewezen.
3.12.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde 2] ook worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] . [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging.
Eisers met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de dagvaardingskosten van de deurwaarder door het Rijk vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [gedaagde 2] . Gelet hierop wordt [gedaagde 2] slechts veroordeeld tot betaling van het lagere griffierecht en het salaris van de advocaat, zijnde een bedrag van in totaal € 285,- (bestaande uit 86,- aan griffierecht en € 199,00 aan salaris gemachtigde). Deze vergoeding voor het salaris moet door de advocaat worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de advocaat toegekende vergoeding. De over de proceskostenvergoeding gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing is bepaald.
3.13.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de door [eiser] gevraagde nakosten een executoriale titel op. Dit betekent dat als [eiser] na deze uitspraak ook nog kosten zou moeten maken (de nakosten), [gedaagde 2] daarvoor nog een bedrag zal moeten betalen van € 99,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de eventuele betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR: 2022:853). De door [eiser] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
Ten aanzien van [bewindvoerder]
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen hun eigen kosten dragen.
Ten aanzien van [gedaagde 2]
4.3.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eiser] van € 1.290,- aan schadevergoeding, te voldoen binnen drie dagen na betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2022 tot aan de dag van de volledige betaling;
4.4.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eiser] van € 234,14 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.5.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van [eiser] , vastgesteld op € 285,71, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van de volledige betaling;
4.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad*;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op
6 december 2023.
*
De veroordelingen zijn ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel een verzetprocedure zou worden gestart.