In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser een schadevergoeding gevorderd wegens een gebroken pols die hij op 8 augustus 2016 heeft opgelopen. De zaak betreft twee gedaagden: gedaagde sub 1, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, en gedaagde sub 2. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tegen gedaagde sub 1 is afgewezen, omdat deze niet verantwoordelijk was voor de schade die eiser heeft geleden. Eiser heeft verklaard dat hij tijdens een vechtpartij door een man in een wit t-shirt op de grond is geduwd, wat leidde tot zijn gebroken pols. De kantonrechter heeft vastgesteld dat alleen gedaagde sub 2, die niet verschenen was, verantwoordelijk kon worden gehouden voor de schade. De vordering tegen gedaagde sub 2 is toegewezen, waarbij de kantonrechter een immateriële schadevergoeding van € 1.250,- en een bedrag van € 40,- voor reiskosten heeft toegewezen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 234,14 en proceskosten van € 285,- aan gedaagde sub 2 opgelegd. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moeten worden nageleefd, ook als er een verzetprocedure wordt gestart.