7.1[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 8.586,60 voor het feit met parketnummer 02-256186-22.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het primaire feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De kosten voor de jas, laarzen en tas
Betreffende de kosten voor de jas, laarzen en tas tot een bedrag van € 1.385,= stelt de rechtbank vast dat die kosten door de verdediging worden betwist en heeft de rechtbank kunnen constateren dat door de benadeelde partij in de op de vordering gegeven toelichting onvoldoende onderbouwd wordt aangegeven in welke mate die goederen beschadigd waren en/of reparatie van die goederen (on)mogelijk zou zijn.
Met betrekking tot de stelling van de benadeelde partij dat die schoenen, tas en jas “besmet” zouden zijn, daarom door haar niet langer gewenst waren en uiteindelijk zouden zijn weggegooid, overweegt de rechtbank dat dit naar haar oordeel nog niet maakt dat die goederen dan volledig voor vergoeding in aanmerking komen. De ontstane schade is namelijk niet alleen het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde feit, maar is ook ontstaan door het weggooien van die goederen door de benadeelde partij zelf.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat bij gebreke van een nadere onderbouwing de hoogte van de schade niet kan worden vastgesteld. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De kosten voor de telefoon
Voor de beschadiging van een telefoon is een bedrag gevorderd van € 720,= en € 20,= voor onderzoekskosten. Uit de bij de vordering overgelegde factuur van Tele2 van 3 september 2021 blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat die telefoon op het moment van het plegen van het feit een jaar oud was. Nu de bijbehorende lening van € 720,= inmiddels voor de helft was afgelost, schat de rechtbank deze schadepost op € 360,=.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van het overige gedeelte van deze schadepost een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor wat betreft de onderzoekskosten van de telefoon voor een bedrag van € 20,= is vast komen te staan dat de factuur van Kaba reparatie dateert van 20 november 2023, wat zou betekenen dat die telefoon pas ruim een jaar later is onderzocht. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet dat die kosten niet zijn gemaakt. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De reiskosten
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding voor gemaakte reiskosten van in totaal € 4.461,60. Deze kosten zijn berekend over een periode van meer dan een jaar, namelijk van 7-10-2022 tot 30-1-2023, van 30-1-2023 tot 17-9-2023 en van 18-9-2023 tot aan de zitting op 29-11-2023. De rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij een tijdlang niet met het openbaar vervoer heeft durven reizen en dat daardoor geleden schade ook moet worden vergoed. De rechtbank is – met inachtneming van de ernst van het feit - van oordeel dat er een causaal verband is aan te nemen tussen het handelen van verdachte en het door de benadeelde partij niet met het openbaar vervoer kunnen reizen gedurende een periode van in ieder geval drie maanden. Dit betekent dat de door de benadeelde partij gemaakte reiskosten voor de periode van 7-10-22 tot 30-1-2023 voor vergoeding in aanmerking komen, wat neerkomt op een schadebedrag van € 495,=.
Verder onderzoek naar een causaal verband tussen het handelen van verdachte en de overige gevorderde reiskosten in de periode na die drie maanden levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 2.000,=.
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 1.500,=, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Het totale schadebedrag
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank de door de benadeelde gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van in totaal € 2.375,=, waarvan € 875,= materiële schade en € 1.500,= immateriële schade.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 6 oktober 2022.