ECLI:NL:RBZWB:2023:8736

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
22/5194
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en de belastingrentebeschikking

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 12 oktober 2022 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) heeft opgelegd voor een bedrag van € 12.166. De rechtbank heeft de zaak op 3 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is, en legt uit dat de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade bij belanghebbende ligt. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat de schade aan de motor en versnellingsbak aanwezig was op het moment van registratie van de auto. De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet met een hoger bedrag aan waardevermindering wegens schade rekening hoefde te houden. Daarnaast heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat er een waardevermindering wegens het schadeverleden van de auto in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft en belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5194

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 oktober 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 12.166. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 1 aan belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand gelaten.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] namens de inspecteur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. Meer specifiek is in geschil of bedragen aan waardevermindering wegens schade en wegens een schadeverleden in aanmerking genomen dienen te worden.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en niet te hoog. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 2 juli 2020 aangifte gedaan terzake van de registratie van een Land Rover, type Range Rover Sport met [VIN-nummer] (de auto) naar een te betalen bedrag aan Bpm van € 10.527.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [bedrijf 1] van 30 juni 2020. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 115.427. De taxateur heeft een bedrag van € 82.022 op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 33.404,02.
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 17 juli 2020. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld aan de hand van een koerslijst van Xray op € 80.821. Hij heeft een schade geconstateerd van € 9.956 en daarvan 72%, te weten € 7.168 op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 73.653.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 22.693. Met dagtekening 19 november 2021 is aan belanghebbende voor de onderhavige auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 12.166.
3.4.
Belanghebbende heeft in beroep een factuur met datum 4 juli 2020 overgelegd van [bedrijf 2] uit het [district] (Roemenië). Als omschrijving van de geleverde producten / diensten staat er ‘Engine Rebuild’ en ‘Gearbox rebuild’ en er wordt een garantie van 1 jaar gegeven. De totale kosten zijn € 9.240 incl. BTW.

Motivering

4. Belanghebbende heeft zich ter zitting nader op het standpunt gesteld dat voor de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat aangesloten kan worden bij de koerslijst van Xray van de inspecteur. Verder bepleit hij uitsluitend nog een schade ter hoogte van de door DRZ geconstateerde schade, vermeerderd met een bedrag van € 9.240 wegens schade aan de motor en de versnellingsbak. Daarnaast moet volgens hem een bedrag aan waardevermindering van € 6.555 wegens het schadeverleden van de auto in aanmerking worden genomen.
Waardevermindering wegens schade
4.1.
Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handelsinkoopwaarde aannemelijk te maken. Ter onderbouwing van de schade aan de motor en de versnellingsbak heeft belanghebbende een factuur van de reparatiekosten overgelegd (zie 3.4). De inspecteur betwist deze schade en voert subsidiair aan dat – als wel sprake is van schade – het taxatierapport niet kan worden gebruikt omdat naar zijn mening sprake is van essentiële gebreken. Verder is de inspecteur van mening dat DRZ ten onrechte rekening heeft gehouden met schade aan de motorkap en voorfront van de auto en doet hij in zoverre een beroep op interne compensatie.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende de schade aan de motor en de versnellingsbak niet aannemelijk heeft gemaakt. Het is niet aannemelijk dat een bedrijf in Roemenië de motor en de versnellingsbak pas heeft gemaakt, nadat de auto in Nederland door de RDW is gekeurd en is geregistreerd. Dit blijkt ook niet uit de andere stukken en foto’s. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat deze schade op het moment van registratie van de auto niet (meer) aanwezig was. De rechtbank is daarom van oordeel dat de inspecteur niet met een hoger bedrag aan waardevermindering wegens schade rekening hoefde te houden. Aan een beoordeling van de overige standpunten wordt niet toegekomen.
Schadeverleden
4.3.
Belanghebbende stelt zich verder op het standpunt dat rekening gehouden moet worden met een waardevermindering wegens het schadeverleden van de auto. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij een rapport “richtlijn waardevermindering personenauto’s motorvoertuigen” van NIVRE overgelegd. De inspecteur stelt daar tegenover dat belanghebbende de waardevermindering wegens het schadeverleden niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat onder omstandigheden het schadeverleden van een auto een waardevermindering van de auto kan rechtvaardigen. Een voertuig met een schadeverleden kan, ook na herstel, minder waard zijn dan een voertuig zonder schadeverleden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat een schadeverleden bij een latere verkoop zal moeten worden gemeld aan een potentiële koper. Bij de vaststelling van een waardevermindering door een schadeverleden dient de normale gebruiksschade in verband met leeftijd en kilometerstand buiten beschouwing te worden gelaten.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat de auto een schadeverleden heeft. Op de door belanghebbende overgelegde foto’s is duidelijk te zien dat de auto aan de voorzijde beschadigd is geweest. Belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvoor een bedrag als waardevermindering in aanmerking moet worden genomen. Hij heeft de door hem genoemde bedragen niet onderbouwd, en ook in het taxatierapport is door de taxateur geen bedrag wegens een schadeverleden opgenomen. Verder acht de rechtbank de NIVRE-richtlijn te algemeen en bovendien is onduidelijk op welke onderliggende gegevens de forfaits en formules zijn gebaseerd. De rechtbank neemt derhalve geen waardevermindering in aanmerking wegens het schadeverleden.
Hoogte naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking
4.6.
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd. Als gevolg hiervan blijft ook de belastingrentebeschikking in stand.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.