ECLI:NL:RBZWB:2023:8739
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm)
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 april 2022, waarbij een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) is opgelegd voor een bedrag van € 4.643. De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de hoogte van het bedrag correct is. Belanghebbende betwist de hoogte van de naheffingsaanslag en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met schade aan de auto, die de handelsinkoopwaarde zou beïnvloeden.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat er sprake is van meer dan normale gebruiksschade, en de rechtbank is van oordeel dat de inspecteur geen rekening hoefde te houden met de door belanghebbende opgevoerde schade. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie en stelt vast dat de beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de herleidingsmethode niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.