ECLI:NL:RBZWB:2023:8740

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
22/3380
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 9 juni 2022, waarbij een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) is opgelegd voor een bedrag van € 6.544. De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of het bedrag niet te hoog is. Belanghebbende heeft zijn stelling over de onafhankelijkheid van de hertaxateur ingetrokken.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had op 20 september 2021 aangifte gedaan voor de registratie van een Mercedes-Benz GLC-klasse Coupé 63s AMG 4Matic+, met een te betalen Bpm van € 9.719. De inspecteur heeft een hertaxatie laten uitvoeren, waaruit bleek dat de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat € 59.509 was. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van meer dan normale gebruiksschade, en dat de inspecteur geen rekening hoefde te houden met een hoger bedrag aan waardevermindering.

De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de herleidingsmethode worden verworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink en openbaar gemaakt op 15 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 9 juni 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 6.544.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag in stand gelaten.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] namens de inspecteur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. Meer specifiek is in geschil of een bedrag aan waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen dient te worden en of de herleidingsmethode kan worden toegepast. Belanghebbende heeft zijn stelling met betrekking tot de onafhankelijkheid van de hertaxateur en het zorgvuldigheidsbeginsel op zitting ingetrokken.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en niet te hoog. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 20 september 2021 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Mercedes-Benz GLC-klasse Coupé 63s AMG 4Matic+ met [VIN-nummer] (de auto) naar een te betalen bedrag aan Bpm van € 9.719.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatieverslag gevoegd van [B.V.] van 16 september 2021. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 55.000. De taxateur heeft een bedrag van € 22.000 op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 33.000.
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 23 september 2021. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld aan de hand van een koerslijst van Xray op € 60.012. Hij heeft een schade geconstateerd van € 699 en daarvan 72%, te weten € 503, op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 59.509.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 16.263. Met dagtekening 10 december 2021 is aan belanghebbende voor de onderhavige auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 6.544.

Motivering

4. Belanghebbende heeft zich ter zitting nader op het standpunt gesteld dat voor de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat aangesloten kan worden bij de koerslijst van Xray van de inspecteur.
Waardevermindering wegens schade
4.1.
Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handelsinkoopwaarde aannemelijk te maken. Ter onderbouwing van de schade heeft belanghebbende een taxatieverslag overgelegd.
4.2.
De inspecteur heeft gesteld dat dit taxatieverslag niet kan worden gebruikt omdat de inkoopfactuur ontbreekt. De rechtbank volgt deze stelling niet en verwijst hiervoor naar hetgeen Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft overwogen in haar uitspraak van 10 mei 2023. [1]
4.3.
Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat onvoldoende rekening is gehouden met de door belanghebbende gestelde schade. De rechtbank merkt op dat zij géén expert is in de waardering van auto’s. De rechtbank is daarom in hoge mate afhankelijk van wat partijen aandragen, indien een geschil bestaat over de vraag of en zo ja in hoeverre er sprake is van schade. Beide partijen hebben daartoe een taxatierapport overgelegd waarin een gedetailleerde omschrijving van de schade is opgenomen en ter onderbouwing daarvan foto’s zijn overgelegd van de auto. Verder heeft de taxateur van DRZ “bevindingen/opmerkingen t.a.v. de opgegeven waardevermindering” in zijn taxatierapport opgenomen. Hierin geeft hij commentaar op de door belanghebbende opgevoerde schade.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat normale gebruiksschade niet in mindering gebracht kan worden op de handelsinkoopwaarde van de auto. Onder normale gebruiksschade dient te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. [2] Te denken valt hierbij aan slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.
4.5.
De rechtbank heeft de schadecalculatie en de opmerkingen die de taxateur van DRZ heeft gemaakt in zijn rapport vergeleken met de schadecalculatie van belanghebbende. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, gelet op de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat – voor zover de taxateur van DRZ de schadecalculatie niet heeft gevolgd – sprake is van een meer dan normale gebruiksschade als onder 4.4 bedoeld. Aan de hand van de foto’s kan de door belanghebbende bepleite schade niet worden vastgesteld, dan wel is sprake van normale gebruiksschade. Eventuele onduidelijkheden op de foto’s van belanghebbende of wat daarop in de visie van de taxateur zichtbaar zou moeten zijn, dienen voor zijn rekening te komen. De inspecteur hoefde dan ook geen rekening te houden met een hoger bedrag aan waardevermindering dan hij heeft gedaan.
Herleidingsmethode
4.6.
De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022. [3]
Hoogte naheffingsaanslag
4.7.
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

2.Artikel 2, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.