Uitspraak
1.De verdere procedure
- de conclusie van antwoord in reconventie;
2.De feiten
4.5 Onverminderd de mogelijkheden die de wet biedt om een huurprijsaanpassing te realiseren, wordt de huurprijs jaarlijks, voor het eerst met ingang van 01-05-2019 aangepast in overeenstemming met artikel 18.1 van de algemene bepalingen en met inachtneming van artikelen 18.2 tot en met 18.7 van de algemene bepalingen.”
3.De vorderingen en de verweren
- dat de aan [gedaagde] verschuldigde huurprijs zal worden verminderd met een bedrag van € 390,88 per maand, althans een in goede justitie te bepalen bedrag per
- [gedaagde] als gevolg van de huurprijsvermindering te veroordelen om aan haar een bedrag van € 16.152,17 te betalen, dan wel een in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de door [eiser] teveel betaalde bedragen aan huur na januari 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van voldoening;
- [gedaagde] te veroordelen tot het herstel van de door haar omschreven gebreken, althans door de kantonrechter in goede justitie te bepalen gebreken, binnen twee maanden na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 25.000,00;
- [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 936,52;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
- de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [eiser] te veroordelen het gehuurde binnen vier weken na betekening van dit vonnis te ontruimen;
- [eiser] te veroordelen om aan haar een bedrag van € 2.842,76 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, gerekend vanaf de vervaldatum van de betreffende huurtermijn tot de dag van de algehele voldoening;
- [eiser] te veroordelen tot betaling van de huurtermijnen van € 1.214,11 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, vanaf de maand mei 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming is voltooid en [gedaagde] de beschikking over het gehuurde krijgt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de betreffende huurtermijn tot de dag van de algehele voldoening;
- [eiser] te veroordelen om aan haar een bedrag van € 14.100,00, te betalen aan verschuldigde boete, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- [eiser] te veroordelen tot betaling van € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
- [eiser] te veroordelen in de proceskosten, te betalen binnen 7 dagen na het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn tot de dag van de algehele voldoening.
4.De beoordeling
Voor huurprijsvermindering moet het gaan om een substantiële aantasting van het huurgenot en [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat daarvan sprake is. Bovendien blijkt uit de stukken dat [gedaagde] de lekkage vanaf eind januari 2023 heeft willen laten verhelpen, maar dat dit bij gebrek aan medewerking door [eiser] zelfs ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet was gerealiseerd. Tijdens de mondelinge behandeling is verder besproken dat de aannemer thans zo spoedig mogelijk een afspraak met [eiser] zal maken, waarbij [eiser] heeft toegezegd daaraan mee te zullen werken. Nu de lekkage aan het dakraam daardoor naar verwachting zeer binnenkort verholpen zal zijn, ziet de kantonrechter geen aanleiding (meer) voor toewijzing van de vordering van [eiser] tot herstel daarvan.
Zo is er sprake van handelen in strijd met goed huurderschap: door toedoen van [eiser] functioneren de CV ketel en de spoelbak niet meer en verder is er sprake van een algehele onwelwillende houding van [eiser] ten aanzien van het herstel van het dakraam.
Bij akte heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat tevens sprake is van onderverhuur en dat dit op grond van de huurovereenkomst niet is toegestaan. Dit levert ook nog een grond voor ontbinding van de huurovereenkomst op, aldus [gedaagde] .
1 januari 2022 de huurprijs nog steeds € 1.184,50 per maand bedraagt. De totale huurachter-stand ten tijde van de mondelinge behandeling bedraagt daarmee € 3.553,50.
die allerlaatste kans(onderstreping door de kantonrechter) van de kantonrechter krijgen om ontbinding en ontruiming te voorkomen. Om daarbij ook de belangen van [gedaagde] te waarborgen zullen aan de allerlaatste kans echter bijzonder strenge voorwaarden worden verbonden, in die zin dat de kantonrechter de huurovereenkomst voorwaardelijk zal ontbinden zoals hierna in de beslissing is bepaald. [eiser] dient zich daarbij goed te realiseren dat het niet nakomen van de in de beslissing genoemde voorwaarden automatisch met zich meebrengt dat zij de het door haar gehuurde dan alsnog zal moeten ontruimen. [eiser] heeft het vanaf nu dan ook helemaal zelf in de hand of dit al dan niet gebeurt.
5.De beslissing
5.3. veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] een bedrag te betalen van € 355,44 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2023 (datum eis in reconventie) tot de dag van de volledige betaling;
indien en zodra aan één van de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:
[eiser] komt met ingang van de maand december 2023 haar betalingsverplichting met betrekking tot de lopende maandhuur niet stipt na, dat wil zeggen dat de huur uiterlijk op de eerste kalenderdag van de maand moet zijn betaald (voor de maand december 2023 is dat dus 1 december 2023, voor de maand januari 2024 is dat dus 1 januari 2024 etc.);
[eiser] heeft uiterlijk op 8 december 2023 het bedrag van € 3.553,50 aan achterstallige huur over de maanden juli 2023 tot en met september 2023 nog niet aan [gedaagde] betaald;
€ 1.188,00 als salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] , te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 396,00 vanaf 15 november 2023 tot de dag van de volledige betaling;