ECLI:NL:RBZWB:2023:8936

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
22/4576
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van WOZ-waarde en aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 556.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot de oplegging van aanslagen voor de onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing voor het jaar 2022. De belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van de aanslagen, met de stelling dat het opleggen van twee aanslagen binnen één kalenderjaar niet mogelijk zou zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de aanslagen terecht zijn opgelegd, aangezien de Gemeentewet en de Waterschapswet de heffingsambtenaar de bevoegdheid geven om verschillende belastingaanslagen op één aanslagbiljet te verenigen. De rechtbank verwerpt ook het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezegging of uitlating van de heffingsambtenaar is gedaan die dit zou rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de belanghebbende het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4576

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant(gemeente Breda), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 9 september 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 556.000 (de WOZ-beschikking). Met deze waardevaststelling zijn aan belanghebbende ook de aanslag onroerendezaakbelasting eigenaar woning (OZBE) en aanslag Watersysteemheffing bebouwd voor het jaar 2022 opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de [heffingsambtenaar] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De WOZ-beschikking is niet in geschil. De rechtbank beoordeelt uitsluitend de vraag of de heffingsambtenaar de aanslagen OZBE en watersysteemheffing ( [aanslagnummer 1] met dagtekening 31 juli 2022) mag opleggen na de vaststelling van [aanslagnummer 2] met dagtekening 25 februari 2022.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de heffingsambtenaar de aanslag met dagtekening 31 juli 2022 niet mag opleggen. Volgens belanghebbende is het opleggen van twee aanslagen binnen één (kalender)jaar onmogelijk. Door de beschikking van 25 februari 2022 een aanslag te noemen, is het de gemeente niet toegestaan om een tweede aanslag op te leggen. De heffingsambtenaar had eerst een voorlopige aanslag moeten opleggen, maar heeft dat niet gedaan. Hij heeft de afgelopen 40 jaren lang één aanslag per jaar ontvangen. Dus voor het jaar 2022 mocht hij ook één aanslag verwachten, aldus belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de aanslagen OZBE en watersysteemheffing terecht zijn opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de woning. De heffingsambtenaar heeft op twee volgende aanslagbiljetten de volgende heffingen voor het jaar 2022 vastgesteld:
[aanslagnummer 2] met dagtekening 25 februari 2022
Soort belasting
Heffingsmaatstaf
Betreft
Bedrag
Gemeentelijke belastingen:
- Afvalstoffenheffing
Meerpersoonshuishouden
de woning
354,48
- Rioolheffing gebruiker woning
Vast bedrag
de woning
230,40
Waterschapsbelastingen
- Watersysteemheffing ingezetenen
Vast bedrag
de woning
66,54
- Zuiveringsheffing woonruimten
Meerpersoonshuishouden
de woning
188,55
Te betalen bedrag
839,97
[aanslagnummer 1] met dagtekening 31 juli 2022
Soort belasting
Heffingsmaatstaf
Betreft
Bedrag
Gemeentelijke belastingen:
- WOZ-beschikking
€ 556.000
- OZBE
€ 556.000
de woning
357,51
Waterschapsbelastingen:
- Watersysteemheffing gebouwd
€ 556.000
de woning
175,14
Te betalen bedrag
532,65

Motivering

4. Artikel 233 van de Gemeentewet bepaalt onder meer dat gemeentelijke belastingen bij wege van aanslag kunnen worden geheven. Op grond van artikel 239, eerste lid, van de Gemeentewet is de heffingsambtenaar bevoegd voor eenzelfde belastingplichtige bestemde belastingaanslagen van dezelfde soort die betrekking kunnen hebben op verschillende belastingen, op één aanslagbiljet te verenigen.
4.1.
Artikel 125, van de Waterschapswet bepaalt dat waterschapsbelastingen onder meer kunnen worden geheven bij wege van aanslag. Artikel 129, eerste lid, van de Waterschapswet bepaalt dat de heffingsambtenaar bevoegd is voor eenzelfde belastingplichtige bestemde belastingaanslagen van dezelfde soort die betrekking kunnen hebben op verschillende belastingen, op één aanslagbiljet te verenigen.
4.2.
De gemeente Breda heft een afvalstoffenheffing [1] , een rioolheffing [2] , een OZBE [3] ., een watersysteemheffing ingezeten [4] , een watersysteemheffing gebouwd [5] en een zuiveringsheffing woonruimten [6] . De rechtbank is van oordeel dat al deze heffingen betrekking hebben op verschillende gemeentelijke – en waterschapsbelastingen waarvoor per geheven bedrag een aanslag kan worden opgelegd. De Gemeentewet en de Waterschapswet geven de heffingsambtenaar de bevoegdheid verschillende belastingaanslagen bestemd voor eenzelfde belastingplichtige op één aanslagbiljet te verenigen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat wat de heffingsambtenaar in het geval van belanghebbende heeft gedaan, wettelijk is toegestaan. Dat de heffingsambtenaar - om wat voor redenen dan ook - niet alle belastingaanslagen op één aanslagbiljet heeft vervat, leidt niet tot een vernietiging van de aanslagen OZBE en Watersysteemheffing gebouwd. Voor het standpunt van belanghebbende dat de heffingsambtenaar eerst een voorlopige aanslag had moeten opleggen alvorens een definitieve aanslag op te leggen, is geen steun te vinden in de Waterschapswet, Gemeentewet of in enig andere wet. Dat in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is geregeld dat er een voorlopige aanslag
kanworden opgelegd, betekent niet dat op de heffingsambtenaar de plicht rust om die betreffende bepalingen toe te passen. De heffingsambtenaar heeft de aanslagen OZBE en watersysteemheffing ( [aanslagnummer 1] met dagtekening 31 juli 2022) terecht opgelegd.
4.3.
Belanghebbende heeft verder gesteld dat hij erop mocht vertrouwen dat hij net als in voorgaande jaren één aanslagbiljet voor de gemeentelijke- en waterschapsbelastingen ontvangt. De rechtbank verwerpt dit beroep van belanghebbende op schending van het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is onder meer vereist dat belanghebbende aannemelijk maakt dat van de zijde van de heffingsambtenaar jegens hem een toezegging of uitlating is gedaan. Met de enkele omstandigheid dat belanghebbende in elk van de voorgaande 40 jaren één aanslagbiljet voor de gemeentelijke- en waterschapsbelasting heeft ontvangen, rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel.
Belanghebbende heeft ook gesteld dat de heffingsambtenaar niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Volgens belanghebbende had de heffingsambtenaar op zijn minst een melding kunnen maken dat niet alle heffingen op het aanslagbiljet van 25 februari 2022 staan vermeld, zodat hij als burger weet waar hij aan toe is. De rechtbank verwerpt ook dit betoog van belanghebbende. De zorgplicht van de heffingsambtenaar die belanghebbende bepleit, volgt namelijk niet uit de wet of enig ander wettelijk voorschrift. Een schending van die niet-bestaande zorgplicht kan dus niet leiden tot een vernietiging van de aanslagen OZBE en watersysteemheffing. Het verwijt van belanghebbende dat hij niet wist waar hij aan toe was, treft ook geen doel. Belanghebbende heeft immers ter zitting aangegeven dat het hem was opgevallen dat het totaalbedrag op het aanslagbiljet van 25 februari 2022 lager was dan in voorgaande jaren. Het had op de weg van belanghebbende zelf gelegen om bij vragen over dat lagere totaalbedrag contact op te nemen met de heffingsambtenaar.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 19 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en de Verordening afvalstoffenheffing 2022.
2.Artikel 228a van de Gemeentewet en de Verordening rioolheffing Breda 2022.
3.Artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet en de Verordening onroerende-zaakbelastingen Breda 2022.
4.Artikelen 110, 113 en 117 Waterschapswet en de Verordening watersysteemheffing waterschap Brabantse Delta 2022.
5.Zie noot 4.
6.Artikelen 110, 113 en hoofdstuk XVIIb van de Waterschapswet, hoofdstuk 6.2 van het Waterschapsbesluit en Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2022.