In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 556.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot de oplegging van aanslagen voor de onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing voor het jaar 2022. De belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van de aanslagen, met de stelling dat het opleggen van twee aanslagen binnen één kalenderjaar niet mogelijk zou zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de aanslagen terecht zijn opgelegd, aangezien de Gemeentewet en de Waterschapswet de heffingsambtenaar de bevoegdheid geven om verschillende belastingaanslagen op één aanslagbiljet te verenigen. De rechtbank verwerpt ook het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen toezegging of uitlating van de heffingsambtenaar is gedaan die dit zou rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de belanghebbende het griffierecht niet terugkrijgt.