ECLI:NL:RBZWB:2023:8938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
22/1958
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compromis WOZ-niet woning en immateriële schadevergoeding

In deze uitspraak bekrachtigt de rechtbank het compromis tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar over de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum 1 januari 2021. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 12.500.000, maar partijen kwamen overeen dat de waarde in het economische verkeer € 11.604.000 bedraagt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vermindert de aanslagen onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing dienovereenkomstig. Daarnaast is er een vergoeding van immateriële schade vastgesteld, die door de rechtbank is bepaald op € 50 per half jaar overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar en de minister ieder € 25 aan schadevergoeding moeten betalen aan belanghebbende. De rechtbank heeft ook bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 365 en de proceskosten van € 1.429 aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer en openbaar gemaakt op 20 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1958

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] N.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [B.V.] ),
en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Breda ),

de heffingsambtenaar,
en
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak bekrachtigt de rechtbank het compromis tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar over de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] op waardepeildatum 1 januari 2021 (de waardepeildatum). Daarnaast beslist de rechtbank op het nevenverzoek van belanghebbende.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van [adres] te [plaats] (de onroerende zaak) op de waardepeildatum vastgesteld op € 12.500.000 (de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslagen onroerendezaakbelastingen eigenaar en gebruiker (de aanslagen OZBE en OZBG) en de aanslag Watersysteemheffing gebouwd van de gemeente Breda voor het jaar 2021 opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft in beroep stukken ingediend waaruit blijkt dat partijen overeenstemming over de waarde van de onroerende zaak hebben bereikt.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] verbonden aan [B.V.] en namen de heffingsambtenaar [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

2. Partijen hebben op 30 november 2023 bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin: (i) dat naar hun oordeel de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2021 nader moet worden vastgesteld op € 11.604.000 en (ii) dat de met de beschikking samenhangende aanslagen OZBE, OZBG en Watersysteemheffing gebouwd dienovereenkomstig worden verminderd. Het beroep is daarom gegrond.
2.1.
Naast het inhoudelijke compromis zijn partijen een vergoeding in de proceskosten van belanghebbende overeengekomen. Deze kosten zijn tussen partijen vastgesteld op een bedrag van € 1.429 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 296 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837). Ter zitting heeft de gemachtigde aangegeven af te zien voor de vergoeding van het bijwonen van deze zitting. De rechtbank heeft geen reden gezien om partijen hierin niet te volgen. Het beroep wordt dan ook gegrond verklaard. Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.
2.2.
De redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep bedraagt twee jaar (24 maanden), te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. Het bezwaarschrift is op 30 juni 2021 bij de heffingsambtenaar ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 20 december 2023. Daaruit volgt dat de redelijke termijn met (afgerond) 6 maanden is overschreden.
2.3.
Het standpunt van de heffingsambtenaar dat geen immateriële schade aan belanghebbende moet worden toegekend, omdat de immateriële schade aan de gemachtigde wordt uitbetaald, wordt door de rechtbank verworpen. De enkele omstandigheid dat het bedrag aan immateriële schadevergoeding aan de gemachtigde wordt uitbetaald, rechtvaardigt niet de conclusie dat belanghebbende geen recht heeft op een vergoeding ter compensatie van de spanning en frustratie als gevolg van de lange duur van de procedure.
2.4.
Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn in gevallen waar sprake is van een waardebepaling in het kader van de Wet waardering onroerende zaken, dan wel van aanslagen opgelegd door een heffingsambtenaar ziet de rechtbank thans aanleiding de omvang van deze vergoeding te bepalen op € 50 per (gedeelte van een) half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. Daarbij acht de rechtbank bepalend dat er sprake is van discrepantie tussen de hoogte van de vergoeding en het financiële belang (in dit geval ongeveer € 3.925). Belanghebbende als ondernemer heeft de mogelijkheid om de financiële last van de gemeentelijke heffingen en watersysteemheffing te betrekken in een analyse van kosten en baten die tot de prijsstelling van de producten leidt. Anderzijds is het financiële belang niet dermate gering dat een kale erkenning – dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn – recht doet aan de situatie. Alles tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat de veronderstelde spanning en frustratie een vergoeding tot ten hoogste € 50 per half jaar overschrijding rechtvaardigt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende dan ook recht op een schadevergoeding van € 50. Belanghebbende heeft – uitgaande van € 50 per overschrijding per half jaar – recht op een schadevergoeding van € 50. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 2 maart 2022 zodat de bezwaarfase overschreden is met afgerond 3 maanden. Dit brengt mee dat 3/6 deel voor de rekening van de heffingsambtenaar komt, zijnde afgerond € 25 en de rest, € 25 voor de rekening van de minister. De rechtbank merkt de minister in zoverre aan als derde partij in het geding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot een bedrag van € 11.604.000 en vermindert de aanslagen OZBE, OZBG en Watersysteemheffing gebouwd dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 25;
  • veroordeelt de minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 25;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.429 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 20 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.