Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 14 december 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had een aanslag leges van € 212,01 opgelegd voor het kappen van een kersenboom, welke aanslag door belanghebbende als onredelijk en willekeurig werd bestempeld. Belanghebbende had op 5 oktober 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van de boom, maar de heffingsambtenaar handhaafde de aanslag na het ongegrond verklaren van het bezwaar.
Tijdens de zitting op 9 november 2021 heeft belanghebbende zijn standpunt over de kostendekkendheid van de leges ingetrokken, maar bleef bij zijn stelling dat de leges te hoog waren vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de leges op juiste wijze heeft berekend volgens de geldende verordening en dat de verhoging van het tarief ten opzichte van 2019 financieel noodzakelijk was. De rechtbank concludeert dat de leges niet willekeurig of onredelijk zijn vastgesteld en dat de heffingsambtenaar voldoende heeft aangetoond dat de leges in overeenstemming met de verordening zijn.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed krijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.