In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag om herbeoordeling van 11 oktober 2022. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft op 11 oktober 2022 een aanvraag ingediend, maar het UWV heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft het UWV op 30 augustus 2023 in gebreke gesteld, waarna de beslistermijn is verstreken. De rechtbank oordeelt dat het UWV alsnog een besluit moet nemen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank overweegt echter dat, gezien de omstandigheden, een langere termijn van vier maanden redelijk is voor het UWV om een zorgvuldige beslissing te nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, het UWV moet het griffierecht van € 365,- vergoeden en eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op 22 december 2023.