In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 4 km per uur te hard op de autosnelweg A58 te Roosendaal op 29 mei 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de NMI-verklaring, die bevestigde dat het meetmiddel in orde was. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was en dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet was gehoord. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie stelde echter dat de hoorplicht weliswaar was geschonden, maar dat dit voldoende was gecompenseerd door de mogelijkheid om schriftelijke gronden in te dienen.
De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht niet leidde tot een matiging van de boete, omdat de rechtspraak hierover alleen van toepassing is op niet-gemachtigde betrokkenen. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie werd gegrond verklaard, maar het beroep tegen de inleidende beschikking bleef ongegrond. De kantonrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de inleidende boetebeschikking in stand bleef.