3.2.De man vordert,
in reconventie,de vrouw te veroordelen om,
primair
1. dat zowel het getekende echtscheidingsconvenant van 10 september 2020 als ook het aanvullende echtscheidingsconvenant dat op 23 juli 2021 is gemaakt, gewijzigd dient te worden dan wel ontbonden moet worden als gevolg van een onvoorziene omstandigheid;
2. dat opnieuw moeten worden vastgesteld wat de behoefte van de vrouw is, indien die er is, en de draagkracht berekend moet worden om te komen tot een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw en deze met ingang van datum verkoop woning -zoals partijen waren overeengekomen- wordt aangepast en indien de vrouw bedragen dient terug te betalen aan de man dat deze bedragen of worden terugbetaald uit het vermogen van de vrouw of dat de bedragen worden verrekend met de maandelijks eventueel te betalen bijdrage door de man in het levensonderhoud van de vrouw;
3. dat opnieuw moeten worden vastgesteld wat de behoefte van de kinderen is en de
draagkracht van partijen berekend moet worden om te komen tot een bijdrage van de man in de kosten van de kinderen met ingang van datum uitspraak en met dien
verstande dat de bepaling uit het convenant vervalt inzake de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen en de man niet langer gehouden is alle
verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen te betalen per datum uitspraak;
4. dat de vrouw de teveel betaalde partneralimentatie door de man vanaf datum inschrijving echtscheiding in de burgerlijke stand tot de levering van de voormalige echtelijke woning aan de man terugbetaalt;
5. dat de vrouw veroordeeld wordt in de kosten van deze procedure.
6. dat zowel het getekende echtscheidingsconvenant van 10 september 2020 als het
getekende echtscheidingsconvenant van 23 juli 2021 gewijzigd dient te worden dan
wel ontbonden moet worden als gevolg van een onvoorziene omstandigheid voor
zover het betreft de partneralimentatie (artikel 2) en de (nadere) boedelverdeling inzake de banktegoeden en crypto valuta (artikel 1.4);
7. dat opnieuw moeten worden vastgesteld wat de behoefte van de vrouw is, indien die er is, en de draagkracht berekend moet worden om te komen tot een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw en deze met ingang van datum verkoop woning zoals partijen waren overeengekomen- wordt aangepast en indien de vrouw bedragen dient terug te betalen aan de man dat deze bedragen of worden terugbetaald uit het vermogen van de vrouw of dat de bedragen worden verrekend met de maandelijks eventueel te betalen bijdrage dor de man in het levensonderhoud van de vrouw;
8. dat het niet-wijzigingsbeding inzake de partneralimentatie niet langer van toepassing is omdat dit niet de intentie is geweest en niet is overeengekomen;
9. dat wordt bepaald dat er primair geen ander cryptovermogen behoeft te verdeeld omdat dit reeds in 2020 bij het echtscheidingsconvenant van 10 september 2020 was verdeeld en dat de vrouw het reeds ontvangen deel van de verdeling van
€ 75.000,= aan de man terug betaalt binnen uiterlijk 2 weken na uitspraak in deze procedure en dat deze betaling wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf datum uitspraak en subsidiair dat het te verdelen cryptovermogen € 90.000,= minder is en dus tussen partijen € 400.000 -/- € 90.000= € 310.000,= verdeeld moet worden, inhoudende dat de man aan de vrouw totaal € 155.000,= dient te betalen zodat nog een bedrag resteert van € 80.000,= (€ 155.000,= -/- € 75.000,= die de man reeds heeft voldaan) en dat de man deze betaalt in 4 delen van € 20.000,= per jaar aan de vrouw;
10. dat de vrouw veroordeeld wordt in de kosten van deze procedure.