ECLI:NL:RBZWB:2024:111
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- Vermariën
- Rechtspraak.nl
Geschil over de geldleningsovereenkomst en onverschuldigde betaling tussen partijen
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2024, staat de vraag centraal of er een geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen tussen eiser en gedaagde. Eiser, die geen partij is bij de geldleningsovereenkomst, vordert terugbetaling van een bedrag van € 141.500,- van gedaagde, die dit bedrag van eiser heeft ontvangen. Gedaagde betwist de geldleningsovereenkomst en stelt dat de betalingen zijn gedaan zonder toestemming van eiser, die op dat moment in een kwetsbare gezondheidssituatie verkeerde.
De rechtbank oordeelt dat er geen geldleningsovereenkomst tussen eiser en gedaagde is tot stand gekomen. Wel is er sprake van onverschuldigde betaling, omdat gedaagde het bedrag van € 135.000,- heeft ontvangen zonder dat daar een rechtsgrond voor was. De rechtbank wijst de vordering van eiser tot terugbetaling van € 135.000,- toe op basis van onverschuldigde betaling, maar wijst de vordering van € 6.500,- af, omdat dit bedrag niet van eiser is. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 134.700,- aan eiser, vermeerderd met proceskosten, die op € 6.166,86 zijn vastgesteld.
De rechtbank benadrukt dat gedaagde niet te goeder trouw was bij het ontvangen van de bedragen, aangezien zij wist dat deze door de partner van eiser waren overgemaakt zonder diens toestemming. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.