ECLI:NL:RBZWB:2024:1139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_2902
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake wijziging van de geslachtsnaam van een meerderjarige zoon

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over het wijzigen van de geslachtsnaam van zijn meerderjarige zoon. De zoon heeft op 15 juli 2022 een aanvraag ingediend bij de minister voor Rechtsbescherming om zijn geslachtsnaam te wijzigen in die van zijn moeder. De minister heeft deze aanvraag op 10 januari 2023 toegewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 1 februari 2024 behandeld, waarbij eiser in persoon aanwezig was en de minister vertegenwoordigd werd door mr. M. Singh. De zoon was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op goede gronden heeft toegewezen. Eiser voerde aan dat de aanvraag niet uit vrije wil was gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat de zoon op het moment van de aanvraag meerderjarig was en zelf de beslissing kon nemen. De rechtbank concludeert dat de minister alle relevante feiten en belangen heeft afgewogen en dat de belangen van de zoon zwaarder wegen dan die van eiser. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het besluit van de minister in stand gelaten.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, en is openbaar gemaakt op 15 februari 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

en

De minister voor Rechtsbescherming, de minister

(gemachtigde: mr. M. Singh).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [meerderjarige zoon] uit [plaats 2] ( [meerderjarige zoon] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over het wijzigen van de geslachtsnaam van zijn [meerderjarige zoon] .
1.1.
Op 15 juli 2022 heeft [meerderjarige zoon] een aanvraag ingediend bij de minister voor het wijzigen van zijn geslachtsnaam in de naam van zijn moeder, te weten [naam]
.
1.2.
De minister heeft eiser in de gelegenheid gesteld om een reactie in te dienen op het verzoek van [meerderjarige zoon] . Eiser heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt
.
1.3.
In een beslissing van 10 januari 2023 heeft de minister de aanvraag toegewezen. Hieraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat het verzoek voldoet aan alle voorwaarden en dat het belang van [meerderjarige zoon] zwaarder weegt dan dat van eiser. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit
.
1.4.
Met het bestreden besluit van 5 april 2023 heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard
.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser in persoon en mr. M. Singh namens de minister. [meerderjarige zoon] is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister het verzoek om wijziging van de geslachtsnaam van [meerderjarige zoon] op goede gronden heeft toegewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de aanvraag van [meerderjarige zoon] om wijziging van zijn geslachtsnaam op goede gronden heeft toegewezen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn stelling dat [meerderjarige zoon] de aanvraag om zijn geslachtsnaam te wijzigen niet uit vrije wil en niet zelfstandig heeft gedaan. Volgens eiser is [meerderjarige zoon] hiertoe aangezet door zijn moeder en/of opa.
5. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat het verzoek van [meerderjarige zoon] tot wijziging van zijn geslachtsnaam voldoet aan alle voorwaarden, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit geslachtsnaamwijziging (het Besluit). Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de bijlage.
6. [meerderjarige zoon] is op [geboortedag] 2004 geboren. Vast staat dus dat [meerderjarige zoon] ten tijde van het indienen van de aanvraag op 15 juli 2022 18 jaar en dus meerderjarig was. Niet in geschil is dat [meerderjarige zoon] vanaf het moment dat zijn ouders gescheiden zijn in 2007, dus tijdens zijn minderjarigheid, is verzorgd en opgevoed door zijn moeder. Hij wil nu haar geslachtsnaam aannemen en zij heeft daar ook mee ingestemd. Daarmee is aan alle wettelijke voorwaarden voldaan.
7. Uit vaste rechtspraak [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, volgt dat de minister bij het nemen van een besluit op een verzoek om geslachtsnaamwijziging, ook indien wordt voldaan aan de in het Besluit opgenomen voorwaarden, alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen moet betrekken. Onder die belangen vallen de belangen van eiser bij afwijzing van het verzoek, maar daaronder kan niet vallen de beoordeling van de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat [meerderjarige zoon] bij zijn moeder woont en geen omgang met eiser heeft. Dat volgens eiser sprake is van ouderverstoting kan bij deze beoordeling dus geen rol spelen.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat [meerderjarige zoon] de aanvraag om zijn geslachtsnaam te wijzigen niet uit vrije wil en niet zelfstandig zou hebben gedaan. [meerderjarige zoon] heeft in de aanvraag een schriftelijke toelichting gegeven op zijn verzoek en tijdens de hoorzitting op 7 maart 2023 heeft [meerderjarige zoon] verklaard dat hij de naamswijziging heel graag zelf wil en dat het idee om zijn naam te wijzigen van hem zelf afkomstig is en niet van iemand anders. Eiser heeft ter zitting opgemerkt dat het verslag van de hoorzitting heel beknopt is en dat hij aan de hand daarvan niet kan controleren wat er precies is besproken met zijn zoon. Namens de minister is ter zitting verklaard dat het gebruikelijk is dat het verslag van de hoorzitting een zakelijke weergave bevat en dat er meer is besproken dan het verslag vermeldt. Daarbij zijn ook de bezwaren van eiser aan bod gekomen. De essentie was echter dat [meerderjarige zoon] heeft verklaard dat hij de naamswijziging zelf wil. Daarbij geldt dat alle stukken, waaronder ook het bezwaarschrift van eiser, vooraf aan [meerderjarige zoon] en zijn moeder zijn toegestuurd, zodat hij op de hoogte was van de bezwaren van eiser. Toch is [meerderjarige zoon] bij zijn wens om zijn geslachtsnaam te wijzigen gebleven. Aangezien [meerderjarige zoon] ten tijde van de aanvraag meerderjarig was, mocht de minister er in beginsel zonder nader onderzoek vanuit gaan dat hij voor zichzelf beslissingen kon en mocht nemen.
9. De rechtbank overweegt dat de keuze van [meerderjarige zoon] om zijn geslachtsnaam te wijzigen mogelijk is beïnvloed door loyaliteit aan zijn moeder en haar familie. Aangezien eiser sinds hij drie jaar oud was is verzorgd en opgevoed door zijn moeder zal zij een zekere invloed op hem hebben. Dat maakt echter nog niet dat geen sprake is van een vrije keuze en/of een zelfstandig verzoek. [2] Dat [meerderjarige zoon] wellicht hulp heeft gehad bij het doen van de aanvraag van zijn moeder en/of opa maakt dat ook niet anders. Gelet op de duidelijke verklaring van [meerderjarige zoon] tijdens de hoorzitting bestond voor de minister geen aanleiding om nader onderzoek te verrichten naar de oprechtheid van zijn wens tot wijziging van zijn geslachtsnaam.
10. De rechtbank begrijpt dat de geslachtsnaamswijziging van [meerderjarige zoon] gevoelig ligt bij eiser. Gelet op het voorgaande heeft de minister de belangen van [meerderjarige zoon] naar het oordeel van de rechtbank echter zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van eiser.
11. Het voorgaande betekent dat de minister het verzoek van [meerderjarige zoon] tot wijziging van zijn geslachtsnaam op goede gronden heeft toegewezen. Het bestreden besluit houdt daarom in rechte stand.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep van eiser zal ongegrond worden verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage – wettelijk kader

Op grond van artikel 1:7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
Het vijfde lid van dit artikel bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
Deze algemene maatregel van bestuur betreft het Besluit geslachtsnaamwijziging (Besluit).
Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit – voor zover hier van belang – wordt, op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd:
a. in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed.
Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit wordt op verzoek van een meerderjarige zijn geslachtsnaam gewijzigd in een geslachtsnaam als bedoeld in artikel 3, eerste lid, indien de verzorging en opvoeding enige tijd gedurende de minderjarigheid hebben geduurd.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de ABRvS van 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1999, r.o. 4.1.
2.ABRvS 25 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1265, r.o. 4.1.