Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
feit 1:zich in de periode van 26 augustus 2022 tot en met 19 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer] ;
feiten 2 en 3:zich in de periode van 20 september 2018 tot en met 15 februari 2019 en in de periode van 26 augustus 2022 tot en met 19 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer] .
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
Het was mij puur om te laten zien kijk wat je mij hebt aangedaan. Ik hoop dat je voelt wat ik nu voel.” Hetgeen verdachte in haar verhoren naar voren heeft gebracht, is zodanig specifiek dat de rechtbank verdachte aan de door haar bij de politie afgelegde verklaringen zal houden en deze ook voor het bewijs zal gebruiken. Daar komt bij dat uit het dossier is gebleken dat de e-mails naar aangever verstuurd zijn vanaf het werkadres van verdachte en het e-mailadres dat is gebruikt voor de verzending van de e-mails in 2022 (te weten [e-mailadres] ) en het daar bijbehorende wachtwoord zijn aangetroffen op een post-it sticker in de door de politie bij een huiszoeking in beslag genomen rugzak van verdachte.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partij
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
gevangenisstraf van 3 (drie) maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:
dadelijk uitvoerbaarzijn;