ECLI:NL:RBZWB:2024:1165

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
10799881 AZ VERZ 23-71 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens verzwijgen alcoholverslaving tijdens sollicitatie niet rechtsgeldig

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, hierna te noemen [verzoekster], door haar werkgever, de stichting STICHTING ELISABETH-TWEESTEDEN ZIEKENHUIS (ETZ). Het ontslag was gebaseerd op het verzwijgen van een alcoholverslaving tijdens het sollicitatieproces. De procedure begon met een verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van het ontslag, dat op 23 februari 2024 werd behandeld. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat niet voldoende was komen vast te staan dat [verzoekster] ten tijde van de sollicitatie een alcoholverslaving had. De rechter benadrukte dat een ontslag op staande voet alleen geldig is bij een dringende reden, en dat de werkgever moet bewijzen dat deze reden aanwezig was op het moment van ontslag. In dit geval was de werkgever niet in staat om aan te tonen dat het alcoholgebruik van [verzoekster] haar functioneren op dat moment ernstig beïnvloedde. De kantonrechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. Tevens werd ETZ veroordeeld tot doorbetaling van het loon aan [verzoekster] vanaf de datum van ontslag tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De proceskosten werden ook aan ETZ opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer / rekestnummer: 10799881 \ AZ VERZ 23-71
Beschikking van 23 februari 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. C.E. Derksen, arbeidsjuriste bij de Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband te Utrecht,
tegen
de stichting STICHTING ELISABETH-TWEESTEDEN ZIEKENHUIS,
gevestigd te Tilburg,
verwerende partij, verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: ETZ,
gemachtigde: mr. M.H.G. van de Mortel, advocaat te Utrecht.

1.De procedure

1.1
[verzoekster] heeft een verzoek ingediend tot vernietiging van het ontslag op staande voet. Het verzoekschrift met producties 1 tot en met 21 is op 16 november 2023 ter griffie ontvangen.
1.2
ETZ heeft een verweerschrift met producties 1 tot en met 15 ingediend met een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verzoekster] heeft een verweerschrift met producties 23 tot en met 25 ingediend naar aanleiding van het ontbindingsverzoek.
1.3
Op 26 januari 2024 heeft er een zitting plaatsgevonden waarbij partijen zijn verschenen. Partijen hebben daarbij spreekaantekeningen overgelegd en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoekster] afzonderlijk de producties 22 en 26 ingediend. ETZ heeft vooraf aan de zitting de producties 16 tot en met 18 ingediend.

2.De feiten

2.1
ETZ is een regionaal topklinisch ziekenhuis en levert hoog specialistische zorg op drie locaties, namelijk twee locaties in Tilburg en één locatie in Waalwijk. ETZ is een level 1 traumacentrum.
2.2
[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 1972, heeft op 3 februari 2023 gesolliciteerd naar de functie van [functie 1] bij ETZ en op 22 februari 2023 heeft zij een sollicitatiegesprek gehad bij ETZ.
2.3
Op 27 maart 2023 heeft ETZ aan [verzoekster] een voorstel gedaan voor indiensttreding.
2.4
[verzoekster] is op [datum 1] 2023 bij ETZ in dienst getreden voor de duur van een jaar als [functie 1] tegen een loon van € 5.135,00 bruto per maand en een vaste toeslag van € 1.168,19 bruto per maand, te vermeerderen met een vakantietoeslag en eindejaarsuitkering voor 18 uur per week (50%). Zij verrichte haar werkzaamheden voornamelijk te Tilburg. Voor de andere 50% was [verzoekster] (tot eind juli 2023) werkzaam als [functie 2] voor de Regionale Ambulancevoorziening in Amsterdam.
2.5
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Ziekenhuizen van toepassing verklaard.
2.6
In april 2023 – voordat [verzoekster] bij ETZ in dienst trad – heeft zij verplichte introductiedagen gevolgd.
2.7
Eind mei 2023 kwam [verzoekster] erachter dat haar echtgenoot al drie jaar een buitenechtelijke relatie had. Zij is dan een week ziek.
2.8
Vanaf 21 juni 2023 is [verzoekster] een aantal keren te laat en een keer niet verschenen bij ETZ.
2.9
Op 12 juli 2023 stond [verzoekster] ingeroosterd voor een dienst en heeft zij telefonisch aan ETZ medegedeeld de komende dagen niet komen werken omdat ze in therapie tot het inzicht is gekomen dat het niet verantwoord is om diensten te draaien. Ze heeft vanaf die datum geen werkzaamheden meer verricht voor ETZ.
2.1
Op 13 juli 2023 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de heer [naam 1] (zorgmanager), mevrouw [naam 2] ( [functie 1] en vakgroepvoorzitter Spoedeisende geneeskunde,
hierna:[naam 2] ), mevrouw [naam 3] (senior HR adviseur,
hierna:[naam 3] ) en [verzoekster] , terwijl [verzoekster] met haar zoon in de auto onderweg was naar Amsterdam. [verzoekster] gaf in dat gesprek aan “op te zijn” vanwege problemen met haar man en afgesproken is dat [verzoekster] wordt opgeroepen voor een consult met de bedrijfsarts.
2.11
Op 17 juli 2023 is [verzoekster] bij de bedrijfsarts verschenen en de bedrijfsarts oordeelt dat er sprake is van klachten en beperkingen die gezien worden als uiting van ervaren spanningen. Verder oordeelt de bedrijfsarts dat er bij [verzoekster] geen functionele beperkingen aanwezig zijn voor het eigen werk als direct gevolg van ziekte. De bedrijfsarts adviseert [verzoekster] momenteel niet in te zetten in het eigen werk in de volle omvang en adviseert verder dat in onderling overleg de optie kan worden besproken om gedurende een korte periode [verzoekster] afstand tot het werk te laten nemen, waarbij zij vrijgesteld wordt van werk met als doel daarmee andere dingen te kunnen doen die effectief bijdragen aan spanningsreductie.
2.12
Op 4 augustus 2023 heeft [naam 2] contact proberen te leggen met [verzoekster] , maar dat is niet gelukt.
2.13
In de periode van 7 augustus 2023 tot en met 27 augustus 2023 is [verzoekster] op vakantie geweest.
2.14
Op 31 augustus 2023 heeft ETZ een brief aan [verzoekster] gestuurd waarin het volgende is vermeld:
“(…)Op 28 augustus jl. was jouw vakantieperiode afgelopen. Sindsdien heb ik jou vijf keer gebeld en twee keer een WhatsApp bericht achtergelaten met het verzoek om contact met mij op te nemen. Ik heb tot heden niets van jou vernomen.(…) Na jouw vakantie zouden we contact hebben om afspraken te maken over de te werken diensten in relatie tot de omvang van je arbeidsovereenkomst bij het ETZ.Hiernaast ben je zonder opgave van reden of afmelding niet aanwezig geweest bij de vakgroep vergadering op 29 augustus 2023.(…)Ik verwacht dat jij mij maandag 4 september a.s. om 15.00 uur belt. Daarnaast verwacht ik dat jij verschijnt op het spreekuur van de bedrijfsarts op 6 september a.s. om 13.45 op [locatie] . Als ik niet door jou gebeld wordt zonder geldige reden of als jij zonder geldige reden niet of weer niet op tijd op dit spreekuur verschijnt, dan schorten wij zonder dit aan jou aan te kondigen jouw loon op. We hopen dat het niet zo ver komt.(…)”
2.15
Op 4 september 203 neemt [verzoekster] telefonisch contact op met haar leidinggevende, mevrouw [leidinggevende] (hierna: [leidinggevende] ), en zij meldt zich formeel bij ETZ ziek.
2.16
Op 6 september 2023 verschijnt [verzoekster] bij de bedrijfsarts en die ziet geen aanleiding om zijn eerdere oordeel te wijzigen en verwijst naar zijn eerdere advies. ETZ besluit [verzoekster] twee weken rust te gunnen om vervolgens, in opvolging van het advies van de bedrijfsarts, te starten met wekelijks (telefonisch) contact met [verzoekster] .
2.17
Op 20 september 2023 heeft [verzoekster] een telefoongesprek gehad met [leidinggevende] . [verzoekster] gaf in dat gesprek aan het niet eens te zijn met het oordeel van de bedrijfsarts, dat ze geen benutbare mogelijkheden heeft en ze niet kan autorijden. Ook spreekt [verzoekster] over een mogelijke opname in een GGZ-instelling. Desgevraagd laat [verzoekster] aan [leidinggevende] weten dat de mogelijke opname verband houdt met een burn-out dan wel klachten als gevolg van PTSS.
2.18
Op 25 september 2023 heeft [verzoekster] de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis in Goes bezocht vanwege overmatig alcoholgebruik. Op 26 september 2023 heeft de echtgenoot van [verzoekster] , de heer [echtgenoot] , per Whatsapp aan [leidinggevende] een bericht gestuurd, waarin hij dit vermeldt en ook dat [verzoekster] behalve een burn out ook een alcohol probleem heeft en hij bezig is met een opname van [verzoekster] hiervoor.
2.19
Op 27 september 2023 heeft [verzoekster] telefonisch gesproken met [leidinggevende] en [naam 3] in verband met de re-integratie. In het gespreksverslag (dat ETZ heeft opgemaakt en [verzoekster] op 27 oktober 2023 ontving) is het volgende vermeld:
“(…)De verslavingsproblematiek speelt al langer, vanaf januari 2023 is heeft dit zorgelijke wending gekregen, onder invloed van privé problematiek. [verzoekster] was op dat moment werkzaam via TMI; thuiskomen na een nachtdienst en vervolgens alcohol drinken voor het gaan slapen, gaan slapen, aan het einde van de middag wakker worden en dan weer een glas wijn drinken. [verzoekster] geeft aan in een negatieve spiraal terecht te zijn gekomen. Op de vraag of haar alcoholgebruik invloed heeft gehad op haar functioneren bij het ETZ; moet [verzoekster] “ja” zeggen. Bijvoorbeeld bij het niet op tijd aanwezig zijn voor de start van haar dienst. Ook het weekend toen zij in de piketkamer in het ziekenhuis sliep tussen 2 diensten door was [verzoekster] te laat in relatie tot haar alcoholprobleem. De inname is toegenomen naar ongeveer 2 flessen wijn per dag, waarbij normaal functioneren niet meer haalbaar is. (…)”
2.2
[leidinggevende] verklaart over het telefonisch contact van 27 september 20223 als volgt:
“(…)Ik stak het gesprek open in met de vraag: “Zijn er dingen die je in het kader van je re-integratie met ons wilt delen?. [verzoekster] gaf daarop aan dat ze wist dat we haar man hadden gesproken en dat haar alcoholproblematiek aan de orde was gekomen. [verzoekster] gaf vervolgens aan dat ze opgenomen wilde worden en dat ze wilde detoxen. (…)(…) [verzoekster] gaf aan dat haar alcoholgebruik vanaf januari 2023 steeds erger is geworden. Een wijntje na de dienst was zeer gebruikelijk (ook als dit een nachtdienst was en zij in de ochtend thuis kwam). Verder gaf [verzoekster] aan dat alles al een langere tijd speelde. Hiertoe speelden enerzijds de problemen op het werk ( [verzoekster] vond de reistijden onder andere lang) en anderzijds de problemen thuis. [verzoekster] vertelde dat dit alles bij elkaar maakte dat zij ook tussen de diensten door heeft gedronken op de piketkamer en dat dat heeft meegespeeld in het feit dat ze ook toen te laat op de werkvloer aanwezig was.”
2.21
[naam 3] verklaart over het telefonisch contact van 27 september 2023 als volgt:
“(…)Op enig moment heb ik in het gesprek tussen [leidinggevende] en [verzoekster] ingebroken en stuurde ik het gesprek terug naar de alcoholverslaving van [verzoekster] . Ik vroeg aan [verzoekster] wanneer deze is ontstaan. [verzoekster] gaf aan dat dit in januari van 2023 moest zijn geweest en dat dit gaandeweg is toegenomen. [verzoekster] werkte destijds via TMI (een detacheringsbureau in de zorg). [verzoekster] vertelde dat zij in die periode na haar nachtdiensten via TMI dronk voor het slapen gaan én als ze wakker werd. De inname beperkte zich niet alleen tot thuis. Ik vroeg daarop of dit effect heeft gehad op het werk bij ETZ. [verzoekster] gaf toe van wel en verwees hierbij naar de weekenddienst dat ze op een piketkamer sliep, het autorijden en te laat komen. (…)”
2.22
Op [datum 2] 2023 is [verzoekster] opgenomen bij [kliniek] .
2.23
Op [datum 2] 2023 heeft ETZ overleg gehad met het stafbestuur van de Coöperatie Medisch Specialisten Midden-Brabant over het voornemen [verzoekster] op staande voet te ontslaan. Het stafbestuur heeft aangegeven in te stemmen met de beslissing van ETZ om [verzoekster] op staande voet te ontslaan.
2.24
Bij brief van [datum 3] 2023 heeft ETZ [verzoekster] op staande voet ontslagen. In de brief aan [verzoekster] is het volgende vermeld:
“(…)Bij deze stellen wij u ervan in kennis dat u vandaag, op [datum 3] 2023, op staande voet bent ontslagen. De reden voor dit ontslag is:

Het verzwijgen een alcoholverslaving, dan wel van ernstige alcoholproblematiek in het sollicitatieproces, terwijl u wist of behoorde te weten dat deze ‘kwaal’ u ongeschikt maakte voor de vervulling van de functie van [functie 1] waar u op solliciteerde.
Toelichting:
(…)
Het ETZ is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg die wordt verleent en de veiligheid van patiënten en werknemers. U heeft de kwaliteit en de veiligheid in gevaar gebracht door te verzwijgen tijdens uw sollicitatie dat u met een alcoholverslaving worstelde, althans met dusdanige alcohol problemen dat u vanaf het moment van indiensttreding ongeschikt was uw functie uit te oefenen.Dat u hierover hebt gezwegen bij aanname (en ook de maanden daarna tot aan afgelopen week) heeft ons vertrouwen in u onherstelbaar beschadigd. De veiligheid van collega’s, het werk – en leerklimaat op de afdeling en de patiëntveiligheid zijn door u ernstig bedreigd geweest. Om deze redenen kan voortzetting van het dienstverband geen sprake kan zijn.(…)”
2.25
In de brief van dezelfde datum heeft ETZ aan de echtgenoot van [verzoekster] medegedeeld:
“(…)
Het is ons duidelijk geworden dat mw. [verzoekster] tijdens haar sollicitatie proces verzwegen heeft dat zij op dat moment een alcoholverslaving had c.q. met ernstige alcoholproblematiek kampte, waarvan ze wist of had moeten weten dat dit haar ongeschikt maakte voor de door haar beoogde functie als [functie 1] . Dat dit het geval is, is in de afgelopen maanden (terugkijkend) ook wel gebleken. Een dergelijke verzwijging levert een onherstelbare vertrouwensbreuk op en is een dringende reden voor een ontslag op staande voet. (…)”
2.26
De gemachtigde van [verzoekster] heeft bij e-mail van 19 oktober 2023 aan ETZ bezwaar gemaakt tegen het gegeven ontslag op staande voet. Verder heeft de gemachtigde van [verzoekster] medegedeeld dat [verzoekster] zich beschikbaar houdt voor het verrichten van werkzaamheden voor zover zij daartoe medisch gezien in staat wordt geacht.
2.27
ETZ heeft melding gedaan van het ontslag van [verzoekster] bij de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd (IGJ) en die heeft [verzoekster] geschorst.
2.28
Mevrouw [ex-collega] (hierna: [ex-collega] ), die vanaf 2009 met [verzoekster] heeft gewerkt bij het OLVG te Amsterdam, verklaart als volgt:
“(…)Ten tijde van haar sollicitatie en de maanden erna was er absoluut geen sprake van een alcohol verslaving of alcoholproblematiek bij [verzoekster] . (…) Tot en met de zomer van 2023 functioneerde zij gewoon normaal, net als ieder ander. Pas na de zomer 2023 ging het minder goed met [verzoekster] , nadat zij een paar weken daarvoor onverwachts terecht gekomen was in een relatiecrisis met haar [echtgenoot] , hetgeen een grote impact had op haar hele gezin. Zij hield zich enige tijd staande en bleef positief, totdat mijn collega’s en ik bij Ambulance Amsterdam bemerkten dat zij haar verdriet was gaan wegdrinken. Dat zagen we gebeuren binnen enkele weken en [verzoekster] was er transparant over en deelde haar verdriet en zorgen geregeld met mij en een paar andere collega’s.Omdat wij het ‘omslagpunt’ hebben mee gemaakt als collega’s kan ik met zekerheid zeggen dat zij ten tijde van haar sollicitatie geen alcohol probleem of alcohol verslaving had.”
2.29
Mevrouw [GZ psycholoog] (GZ psycholoog van [verzoekster] ,
hierna: [GZ psycholoog] ), verklaart als volgt:
“(…)Ondergetekende heeft op [datum 1] 2023 nog geen contact gehad met [verzoekster] , waardoor er niet verklaard kan worden op eigen observaties van ondergetekende of er op dat moment wel of geen sprake is van een alcoholverslaving/alcoholprobleem. In de behandelgesprekken heeft [verzoekster] aangegeven dat na het ontdekken van de langdurige affaire van [echtgenoot] (eind mei) haar alcoholgebruik is toegenomen en vervolgens problematisch is geworden.”
2.3
In een brief van 19 januari 2024 van [GZ psycholoog] wordt medische informatie verstrekt betreffende [verzoekster] . In deze brief is onder meer vermeld
: “(…)DSM 5 classificaties303.90 Stoornis in alcoholgebruik, matig/ernstig (…) “

3.Het verzoek

3.1
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter – samengevat – om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
het ontslag op staande voet te vernietigen;
ETZ te verplichten binnen 24 uur na betekening van de beschikking haar toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden zodra zij daar medisch gezien toe in staat is, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag;
ETZ te veroordelen tot betaling van het loon, vermeerderd met de vakantiebijslag en overige emolumenten van het loon vanaf [datum 3] 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met wettelijke verhogingen en wettelijke rente;
Subsidiair
voor zover geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet, ETZ te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 2.275,36 bruto vermeerderd met de wettelijke rente;
Primair en subsidiair
ETZ te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
[verzoekster] heeft verzocht om voor de duur van het geding een voorlopige voorziening te treffen [1] , strekkende tot – kort gezegd – loondoorbetaling en wedertewerkstelling.
3.3
[verzoekster] legt aan haar verzoek primair ten grondslag dat het ontslag op staande voet vernietigd dient te worden omdat zij voor indiensttreding geen alcoholproblematiek dan wel alcoholverslaving had. [verzoekster] stelt dat zij nooit onder invloed van alcohol op de werkvloer is geweest en de patiëntenzorg niet in gevaar is geweest. Verder stelt [verzoekster] dat er zich geen incidenten hebben voorgedaan op het werk, maar het niet goed met haar ging en zij veel stressklachten en verdriet had. Om haar emoties te verdoven is er gedurende de zomer van 2023 een toename in alcoholgebruik gekomen. Tijdens het bezoek aan de bedrijfsarts op 17 juli 2023 en tegen ETZ heeft zij toen zij meldde dat zij niet kon werken niet gezegd dat er sprake is van toegenomen alcoholgebruik omdat ze zich schaamde. Tijdens het telefooncontact van 27 september 2023 heeft [verzoekster] wel aangegeven dat ze vanaf januari 2023 al niet lekker in haar vel zat en dat de situatie met haar echtgenoot in mei 2023 de druppel was. [verzoekster] stelt op 27 september 2023 niet gezegd te hebben dat zij vanaf januari 2023 een alcoholprobleem heeft of dat haar alcoholgebruik invloed zou hebben gehad op haar functioneren bij het ETZ. Het drankgebruik werd volgens [verzoekster] langzaam problematisch in de zomermaanden van 2023. [verzoekster] stelt dat zij niet verplicht was ETZ te informeren over de oorzaak van de ziekte en zij meerdere malen heeft aangegeven dat schaamte een rol speelt. [verzoekster] stelt dat de gevolgen van het ontslag voor haar zeer groot zijn omdat ze een gezin heeft dat afhankelijk is van haar inkomen, het ontslag op staande voet een diffamerende werking heeft en zij door het ontslag geen recht heeft op een WW uitkering. Daarnaast stelt [verzoekster] dat zij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is, zij voor het eerst in haar leven geconfronteerd is met een alcoholprobleem en zich heeft moeten wenden tot de verslavingszorg. Verder stelt zij haar gehele loopbaan naar behoren te hebben gefunctioneerd en zij nu de pech heeft dat zij vlak na indiensttreding bij ETZ in een crisis terecht is gekomen. [verzoekster] stelt dat ETZ de voornoemde omstandigheden ten onrechte niet heeft meegewogen bij het ontslag op staande voet. ETZ had in het kader van haar zorgplicht niet direct naar het zware middel van een ontslag op staande voet moeten grijpen. [verzoekster] stelt subsidiair (als het ontslag op staande voet stand houdt) recht te hebben op de transitievergoeding.

4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1
ETZ verweert zich tegen het verzoek. ETZ voert – samengevat – aan dat [verzoekster] terecht op staande voet is ontslagen. De reden van het ontslag op staande voet is volgens ETZ zowel het problematische alcoholgebruik in het sollicitatieproces als het tijdens de duur van het dienstverband verzwijgen en blijven verzwijgen van de alcoholproblematiek. Dit, terwijl [verzoekster] wist dat de ernstige alcoholproblematiek haar ongeschikt maakte voor het uitvoeren van haar belangrijke functie van [functie 1] . ETZ voert aan dat [verzoekster] in het telefoongesprek van 27 september 2023 aangaf een alcoholprobleem te hebben, dat sinds januari 2023 problematisch is en bezig is om opgenomen te worden. Verder vertelde [verzoekster] dat haar alcoholgebruik van directe invloed is op haar functioneren als [functie 1] en zij alcohol gebruikte als zij in huis tussen de diensten sliep in de piketkamer van ETZ. ETZ voert aan dat zij geen onderzoeksplicht had naar het alcoholgebruik en af mocht gaan op hetgeen [verzoekster] tijdens het gesprek van 27 september 2023 gezegd heeft. Als geoordeeld wordt dat [verzoekster] niet terecht op staande voet is ontslagen en zij recht heeft op loon dan dient de wettelijke verhoging gematigd te worden gezien de omstandigheden die ETZ ertoe gebracht hebben [verzoekster] op staande voet te ontslaan. Het verzoek tot wedertewerkstelling dient te worden afgewezen en bij toewijzing van de wedertewerkstelling dient de voorwaarde te gelden dat partijen eerst onder begeleiding van een mediator overleggen over hoe de verstoorde verhoudingen kunnen worden genormaliseerd. ETZ voert aan dat het subsidiaire verzoek dient te worden afgewezen wegens ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster] omdat zij zich bewust had moeten zijn van het feit dat het hebben van een alcoholprobleem in de functie van [functie 1] ontoelaatbaar is. ETZ verzoekt de kantonrechter om bij toewijzing van een of meer verzoeken de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat dan onrust zal ontstaan op de werkvloer en zij de kwestie in spoedappel aan de appelrechter wil voorleggen.
4.2
In de zaak van het tegenverzoek verzoekt ETZ om de arbeidsovereenkomst met [verweerster tegenverzoek] te ontbinden wegens primair ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van [verweerster tegenverzoek] [2] en subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding tussen ETZ en [verweerster tegenverzoek] [3] . Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval het ontslag op staande voet vernietigd wordt.
4.3
ETZ legt aan het verzoek ten grondslag dat [verweerster tegenverzoek] tijdens het sollicitatieproces haar problematische alcoholgebruik en ook daarna haar problemen met alcohol verzwegen heeft. Dit terwijl zij wist of behoorde te weten dat het haar problematisch en ongeschikt maakte voor de functie van [functie 1] . ETZ stelt dat [verweerster tegenverzoek] door haar alcoholprobleem de kwaliteit van zorg en veiligheid van patiënten en haar collega’s ernstig in gevaar heeft gebracht en dat ernstig verwijtbaar handelen oplevert. ETZ stelt ook dat haar vertrouwen in [verweerster tegenverzoek] onherstelbaar is beschadigd en de arbeidsverhoudingen ernstig en duurzaam zijn verstoord. Bij het bepalen van de datum van ontbinding dient er volgens ETZ vanwege ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster tegenverzoek] geen rekening te worden gehouden met de opzegtermijn en is er vanwege ernstig verwijtbaar handelen geen transitievergoeding verschuldigd. ETZ stelt dat het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. Dit omdat het ernstig verwijtbaar handelen ziet op de periode voorafgaand aan de ziekmelding van [verweerster tegenverzoek] op 4 september 2023.
4.4
[verweerster tegenverzoek] voert verweer tegen het ontbindingsverzoek.

5.De beoordeling

In het incident
5.1
De kantonrechter zal in deze beschikking direct beslissen op de hoofdzaak, zodat [verzoekster] geen belang meer heeft bij de door haar verzochte provisionele voorziening. Deze wordt dan ook afgewezen.
5.2
De proceskosten worden, gelet op het geringe debat tussen partijen in het incident gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak
Het verzoek
Het ontslag op staande voet
5.3
In geschil is of het door ETZ aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
5.4
Een ontslag op staande voet is alleen geldig als daarvoor een dringende reden is. [4] Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen, waaronder de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, zijn privésituatie en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben. [5] Ook als zo’n ontslag grote gevolgen heeft voor de werknemer, kan dat ontslag toch gerechtvaardigd zijn, met name vanwege de aard en de ernst van de dringende reden. [6]
5.5
Als een op staande voet ontslagen werknemer de kantonrechter verzoekt dit ontslag te vernietigen en daarbij de dringende reden betwist, moet de werkgever in die procedure stellen en zo nodig bewijzen dat de dringende reden op het moment van het ontslag op staande voet aanwezig was. [7] Het moet de werknemer onmiddellijk duidelijk zijn waarom hij is ontslagen. De werknemer moet zich namelijk na de mededeling erover kunnen beraden of hij de opgegeven reden als juist erkent en als dringend ervaart.
5.6
ETZ heeft aan [verzoekster] de dringende reden bij brief van [datum 3] 2023 medegedeeld. Ze heeft daarover geen gesprek met [verzoekster] gehad. In de brief aan [verzoekster] wordt vermeld: “De reden voor dit ontslag is: - het verzwijgen van een alcoholverslaving dan wel een ernstige alcoholproblematiek in het sollicitatieproces terwijl zij wist of behoorde te weten dat de ‘kwaal’ haar ongeschikt maakte voor de vervulling van de functie van [functie 1] ”. Enkel deze dringende reden heeft ETZ ook in de brief van eveneens [datum 3] 2023 aan de echtgenoot van [verzoekster] vermeld. In het emailbericht aan de gemachtigde van [verzoekster] van 27 oktober 2023 herhaalt ETZ deze dringende reden. Zowel in de brief aan de echtgenoot van [verzoekster] als in het emailbericht aan de gemachtigde van [verzoekster] heeft ETZ geen tweede reden vermeld. Volgens ETZ heeft zij [verzoekster] echter op twee separate gronden ontslagen, te weten de hiervoor genoemde reden van: zwijgen over haar alcoholproblematiek tijdens het sollicitatieproces en daarnaast omdat [verzoekster] het feit dat zij haar alcoholverslaving heeft verzwegen terwijl zij wist of behoorde te weten dat deze problematiek haar ongeschikt maakte voor de functie van [functie 1] . Vraag is of het [verzoekster] duidelijk kon zijn dat aan haar ontslag nog een tweede reden ten grondslag ligt. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is. In de toelichting wordt nergens een tweede reden voor het ontslag uitdrukkelijk genoemd. Ook valt die niet af te leiden uit de toelichting. Dat in de toelichting tussen haakjes wordt vermeld na de passage over het zwijgen over de alcoholverslaving:
“(en ook de maanden daarna tot aan afgelopen week)”en
“om deze redenen kan voortzetting van het dienstverband geen sprake kan zijn.”maakt ook niet dat het voor [verzoekster] duidelijk moest zijn dat er nog een tweede ontslagreden is. De kantonrechter gaat dan ook uit van één dringende reden die aan het ontslag op staande voet ten grondslag ligt, namelijk het verzwijgen van een alcoholverslaving dan wel ernstige alcoholproblematiek in het sollicitatieproces.
5.7
Als [verzoekster] tijdens de sollicitatie een alcoholverslaving had en daarover heeft gezwegen, dan wist zij – althans had zij redelijkerwijs moeten begrijpen – dat die alcoholverslaving haar ongeschikt maakte voor haar functie. Dit is dan een dringende reden voor ontslag op staande voet. Omdat [verzoekster] gemotiveerd betwist dat er sprake is van ernstige alcoholproblematiek danwel een alcoholverslaving is het aan ETZ om de dringende reden te bewijzen.
5.8
ETZ draagt als bewijs voor de stelling dat [verzoekster] bij het sollicitatieproces een ernstig alcoholprobleem had handgeschreven aantekeningen van een gesprek van 27 september 2023 (productie 14) en verklaringen van [naam 3] en [leidinggevende] (producties 12 en 13) aan. ETZ stelt dat [verzoekster] tijdens dat telefoongesprek heeft erkend dat zij vanaf januari 2023 een alcoholprobleem had. Het gesprek was een dag voor haar opname in de kliniek en [verzoekster] stelt dat ze tijdens het telefoongesprek onder invloed was en niet veel meer van het gesprek herinnert. [leidinggevende] en [naam 3] geven ook aan dat [verzoekster] tijdens dat gesprek heel emotioneel was. Op de tweede pagina van de gespreksaantekeningen staat dat tijdens het telefoongesprek ook opvalt dat er “veel verdriet, ongeremd, (…) ruis” is. Gezien de gemoedstoestand van [verzoekster] tijdens het telefoongesprek kon ETZ naar het oordeel van de kantonrechter niet zomaar afgaan op verklaringen van [verzoekster] . ETZ had op een later moment bij [verzoekster] moeten controleren of zij verklaringen van [verzoekster] tijdens het telefoongesprek juist had begrepen alvorens daar consequenties aan te verbinden. De opname van [verzoekster] op [datum 2] 2023 in de kliniek liet die gehoudenheid van ETZ onverlet. Los daarvan geldt het volgende.
5.9
In de gespreksaantekeningen is bij de woorden “Wanneer problematisch geworden” een pijl getekend die verwijst naar “sinds Januari 2022” en daarachter staat “verleden via TMI” en “na nachtdienst drankje(s) thuis – slapen – opstaan – weer drinken”. Uit deze vermeldingen en ook de verklaringen van [leidinggevende] en [naam 3] volgt dat [verzoekster] vanaf januari 2023 na de dienst alcohol dronk. Maar er kan niet uit worden geconcludeerd dat het alcoholgebruik al in januari 2023 zo problematisch was dat het haar functioneren in de weg stond en dus sprake was van een alcoholverslaving of een ernstig alcoholprobleem. Het drinken van één glas alcohol na een nachtdienst in de ochtend en/of in de avond betekent nog niet dat er sprake is van zodanig alcoholgebruik dat dit het functioneren beïnvloedt. Hierdoor kan niet worden uitgegaan van een expliciete en niet voor meerdere uitleg vatbare uitlating door [verzoekster] op 27 september 2023 waaruit volgt dat ze ten tijde van de sollicitatie een ernstig alcoholprobleem of een alcoholverslaving had.
5.1
ETZ stelt dat uit de manier van werken van [verzoekster] vanaf [datum 1] 2023 al duidelijk was dat er sprake was van een ernstig alcoholprobleem en zij dus bij de sollicitatie ten onrechte heeft gezwegen. ETZ verwijst daarbij naar te laat komen of helemaal niet komen en niet alle taken kunnen doen. Ook verwijst ETZ op de ziekmelding van [verzoekster] van een week in mei 2023. [verzoekster] heeft ter betwisting van de stelling dat zij bij de sollicitatie kampte met een ernstig alcoholprobleem meerdere verklaringen overgelegd, zoals van familieleden en ook van een [ex-collega] , die haar van dichtbij meemaakte.
5.11
De kantonrechter is van oordeel dat uit de gestelde manier van werken van [verzoekster] bij ETZ niet geconcludeerd kan worden dat zij een ernstig alcoholprobleem had bij de sollicitatie. Los van het feit dat ETZ erkent dat ze niet geconstateerd heeft dat [verzoekster] onder invloed van alcohol op de werkvloer aanwezig was, volgt uit de door ETZ aangehaalde voorbeelden nog niet dat overmatig alcoholgebruik of een alcoholverslaving hieraan ten grondslag liggen. [verzoekster] is daarnaast pas vanaf 21 juni 2023 een aantal keren te laat gekomen, waarvoor zij steeds een reden opgaf. Daarnaast kampte [verzoekster] met problemen in haar privé situatie om welke reden [verzoekster] stelt zich in mei 2023 een week ziek te hebben gemeld. ETZ heeft bewijs aangeboden door het horen van getuigen, maar dat ziet niet op haar stelling dat [verzoekster] tijdens het sollicitatieproces al een zodanig alcoholproblematiek had dat het functioneren belemmerde, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Gelet hierop is onvoldoende komen vast te staan dat [verzoekster] bij de sollicitatie een alcoholverslaving of ernstig alcoholprobleem had waardoor zij ongeschikt was voor vervulling van de functie van [functie 1] .
Conclusie
5.12
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Het primaire verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van het ontslag op staande voet is daarom toewijsbaar. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat.
Toelating werkzaamheden
5.13
[verzoekster] verzoekt om toelating tot de werkzaamheden als zij daartoe medisch gezien in staat is. Dit verzoek zal de kantonrechter afwijzen omdat ter zitting is gebleken dat [verzoekster] voor een periode van zes maanden is geschorst door de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd. Hierdoor kan en mag [verzoekster] de werkzaamheden op dit moment niet uitvoeren voor zover zij daartoe al medisch gezien in staat mocht zijn. Onduidelijk is of die schorsing wordt verlengd of eindigt. Deze onduidelijkheid leidt tot problemen bij executie van de veroordeling en zal daarom worden afgewezen.
Loon
5.14
Nu de arbeidsovereenkomst voortduurt zal het verzoek van [verzoekster] tot doorbetaling van het loon vanaf [datum 3] 2023 worden toegewezen.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
5.15
De verzochte wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zijn toewijsbaar omdat er niet tijdig is betaald. De kantonrechter ziet gelet op alle feiten en omstandigheden aanleiding om de wettelijke verhoging over het loon te matigen tot maximaal 15%. [verzoekster] verzoekt verder nog betaling van verhogingen op grond van de wet of (collectieve) arbeidsovereenkomst, maar bij gebreke van een toelichting waarop dit ziet wordt dit afgewezen. De wettelijke rente over het achterstallige loon wordt toegewezen vanaf de datum van opeisbaarheid.
Het tegenverzoekOntbinding
5.16
Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder ETZ het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ingediend, is vervuld, zodat dit verzoek zal worden beoordeeld.
5.17
Gezien het verweer van [verweerster tegenverzoek] dient eerst beoordeeld te worden of er een opzegverbod geldt [8] . Eén van de opzegverboden is dat een werkgever de arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. [9]
5.18
[verweerster tegenverzoek] heeft zich per 4 september 2023 ziek gemeld. Ter zitting heeft ETZ gesteld dat niet kan worden vastgesteld of [verweerster tegenverzoek] een alcoholverslaving heeft en ziek is omdat een (recent) oordeel van de bedrijfsarts hierover ontbreekt. De kantonrechter volgt ETZ hierin niet. [verweerster tegenverzoek] is namelijk ontslag op staande voet aangezegd wegens een alcoholverslaving waarvan [verweerster tegenverzoek] erkent dat daarvan (eerst) na indiensttreding sprake was. Verder staat vast dat [verweerster tegenverzoek] opgenomen is geweest in een kliniek wegens een alcoholprobleem. Ook haar [GZ psycholoog] heeft op 19 januari 2024 verklaard dat het alcoholgebruik van [verweerster tegenverzoek] problematisch is geworden en zij wekelijks nog meerdere therapieën volgt (productie 26 van de zijde van [verweerster tegenverzoek] ). Hierdoor is er geen sprake van een situatie dat het behandelingstraject is afgesloten. Voor zover ETZ wil betogen dat de verklaring van de psycholoog buiten beschouwing moet worden gelaten omtrent hetgeen gezegd is over de arbeidsongeschiktheid van [verweerster tegenverzoek] , geldt dat de kantonrechter dit onderdeel van de verklaring niet gebruikt. Gelet hierop wordt niet toegekomen aan benoeming van een deskundige. Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat er bij [verweerster tegenverzoek] sprake is van een alcoholverslaving ten tijde van indiening van het ontbindingsverzoek. Een alcoholverslaving is een ziekte waardoor sprake is van een opzegverbod tijdens ziekte.
5.19
Dit betekent dat beoordeeld dient te worden of het opzegverbod tijdens ziekte aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. De kantonrechter kan afwijken van het opzegverbod tijdens ziekte en het verzoek om ontbinding toch inwilligen, indien het verzoek geen verband houdt met de omstandigheden waarop dat opzegverbod betrekking heeft. [10] De omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd moeten zich dan laten abstraheren van de omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft en dié omstandigheden moeten op zichzelf voldoende zijn voor een voldragen ontslaggrond. Beoordeeld moet dus worden of feiten en omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag liggen (ook) een redelijke grond voor ontbinding vormen wanneer de arbeidsongeschiktheid wordt ‘weggedacht’. [11]
5.2
ETZ stelt dat het verzoek tot ontbinding is gebaseerd op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan voor haar formele ziekmelding van 4 september 2023. De kantonrechter acht het juist dat het verzoek is gebaseerd op omstandigheden voor 4 september 2023. Dat neemt echter niet weg dat aan het primaire en subsidiaire verzoek ten grondslag ligt het verzwijgen van het alcoholgebruik en dat het alcoholgebruik van invloed was op haar functioneren. Hieruit volgt dat het verzoek direct verband houdt met de (gevolgen van de) verslavingsproblematiek en dat zijn dus omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. Dit leidt ertoe dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden afgewezen. Aan hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, wordt niet toegekomen.
De proceskosten
5.21
ETZ wordt zowel in de zaak van het verzoek als in het tegenverzoek in het ongelijk gesteld en zal om die reden worden veroordeeld in de proceskosten (waaronder de nakosten). De nakosten worden begroot conform landelijk beleid tot een half salarispunt (met een maximum van € 135,00), zijnde een bedrag van € 135,00.
5.22
De proceskosten in de zaak van het verzoek worden aan de zijde van [verweerster tegenverzoek] begroot op totaal € 1.058,00 waarvan € 244,00 aan griffierecht en € 814,00 aan gemachtigdensalaris.
5.23
De proceskosten aan de zijde van [verweerster tegenverzoek] in de zaak van het tegenverzoek worden begroot op een bedrag van € 407,00 aan gemachtigdensalaris (de helft van het gebruikelijke tarief, gelet op de samenhang tussen het verzoek en het tegenverzoek).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.24
ETZ heeft bezwaar gemaakt tegen uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de beschikking vanwege het ontstaan van onrust op de werkvloer als [verweerster tegenverzoek] haar werkzaamheden weer dient voort te zetten. Dit is echter geen geldig belang van ETZ omdat het verzoek tot werkhervatting is afgewezen. Andere feiten of omstandigheden die maken dat van het bepaalde in artikel 288 Rv moet worden afgeweken, zijn niet gesteld of gebleken. De beschikking zal dan ook uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

6.De beslissing

De kantonrechter
In het incident:
6.1
wijst het verzoek af;
6.2
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak
het verzoek
6.3
vernietigt het ontslag op staande voet;
6.4
veroordeelt ETZ om aan [verzoekster] te betalen het overeengekomen loon, te vermeerderen met de vakantietoeslag en overige emolumenten vanaf [datum 3] 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met maximaal 15% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van opeisbaarheid van de onderliggende bedragen tot aan de dag van volledige betaling;
6.5
veroordeelt ETZ in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekster] tot en met vandaag vastgesteld op € 1.058,00;
6.6
wijst het meer of anders verzochte af.
het tegenverzoek
6.7
wijst het verzoek af;
6.8
veroordeelt ETZ in de proceskosten, aan de zijde van [verweerster tegenverzoek] tot en met vandaag vastgesteld op € 407,00.
het verzoek en het tegenverzoek
6.9
veroordeelt ETZ in de nakosten aan de zijde van [verweerster tegenverzoek] tot deze beschikking begroot op € 135,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling de beschikking daarna betekend, dan moet ETZ ook de kosten van betekening betalen;
6.1
verklaart deze beschikking voor wat betreft de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024.

Voetnoten

1.Artikel 223 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 7:669 lid 3, onderdeel e Burgerlijk Wetboek (BW)
3.Artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW
4.Artikel 7:677 lid 1 BW
5.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2022:860 (
6.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 januari 2000, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2000:AA4436 (
7.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 18 januari 2019, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2019:55 (
8.Artikel 7:670 BW
9.Artikel 7:670 lid 1 BW
10.Artikel 7:671b lid 6 onderdeel a en b BW
11.Zie A-G De Bock 20 januari 2023, ECLI:NL:PHR:2023:92