ECLI:NL:RBZWB:2024:1176
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen met betrekking tot schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 16.462 opgelegd voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm), welke door belanghebbende als onterecht werd betwist. De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat deze verminderd moet worden op basis van de koerslijst van Xray, die een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 85.821 en een historische nieuwprijs van € 193.502 vaststelt.
Belanghebbende had een taxatierapport overgelegd waaruit een schadebedrag van € 5.114 bleek, maar de inspecteur had een hertaxatie laten uitvoeren die geen schade constateerde. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van aangifte nog sprake was van schade. De rechtbank wijst erop dat normale gebruiksschade niet in mindering kan worden gebracht op de handelsinkoopwaarde. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag tot € 8.135. Tevens wordt het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 2.370 bedragen.