De rechtbank is van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van [vrouw 1] nog een bijdrage in het levensonderhoud van [vrouw 2] te verlangen en overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een heftige echtscheidingsstrijd tussen partijen. Weliswaar is in het kader van een relatiebreuk niet iedere vorm van wangedrag dan wel grievend gedrag aanleiding om de onderhoudsverplichting te matigen of te beëindigen. Echter, in dit geval is sprake van herhaaldelijke bedreigingen aan het adres van [vrouw 1] . Al tijdens het geregistreerd partnerschap van partijen is Veilig Thuis betrokken geweest in verband met dreigend handelen door [vrouw 2] . Uit een overgelegde veiligheidskaart van Veilig Thuis Zuidoost Brabant volgt dat de politie begin juli 2019 een zorgmelding heeft gedaan nadat [vrouw 2] had gedreigd [vrouw 1] iets aan te willen doen, zij vervolgens in de keuken van de woning van [vrouw 1] een mes als een boksbeugel in haar handen hield en ondanks politieinterventie niet tot bedaren kon worden gebracht. Op 26 augustus 2022 heeft [vrouw 2] tegen de jeugdzorgwerkers uitspraken gedaan over onder andere familiedrama’s en heeft zij de uitspraak gedaan dat [minderjarige 1] beter af zou zijn zonder beide moeders. Deze uitlatingen hebben ertoe geleid dat de politie is verzocht om een AOL aan te maken ten behoeve van [vrouw 1] . Op 1 november 2022 heeft [vrouw 2] aan een medewerker van de raad onder andere de volgende berichten gestuurd: “Maar dat wijf dr strot snij ik door zodra ik dr zie”, “Dat wijf gaat eraan. Wellicht nu, wellicht straks”, “Wik je nog een geweer zien, ken ze de kogel krijgne”, “is [vrouw 1] inmiddels ingelicht, want ik ben onderweg”, “Als ik de kans krijg maak ik haar af” “Hier heb je je munitie” “en dan heb ik het over mijn ex” (productie 3, bijlage 13 van [vrouw 1] ). Sommige door [vrouw 2] aan de raadsmedewerker gestuurde berichten zijn verwijderd; één van de verwijderde berichten betrof een foto van een vuurwapen (eveneens productie 3, bijlage 13 van [vrouw 1] ). Naar aanleiding van deze berichten is de politie ingeschakeld en zijn [vrouw 1] en haar kinderen onverwijld naar een geheim adres overgebracht. [vrouw 1] heeft aangifte van bedreiging gedaan (productie 3, bijlage 16 van [vrouw 1] ) Voor deze bedreigingen is [vrouw 2] op 23 maart 2023 door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf, deels onvoorwaardelijk, deels voorwaardelijk met een proeftijd met bijzondere voorwaarden (productie 8 van [vrouw 1] ).
Op 29 maart 2023 heeft [vrouw 2] een doodsbedreiging ten aanzien van [vrouw 1] geuit tegen de raadsmedewerker, de telefonisten van telefoonnummer 0900 88 44 en van de spoedlijn van de GGZ. Bovendien heeft [vrouw 2] zich toen naar de woning van [vrouw 1] begeven, alwaar zij door de politie is aangehouden. [vrouw 1] , die door de politie over de bedreigingen was geïnformeerd, heeft diezelfde dag aangifte gedaan (productie 9 van [vrouw 1] ). Op 17 oktober 2023 heeft [vrouw 2] berichten aan de raadsmedewerker gestuurd, waaronder de volgende: “Binnenkort”, “Dan lach ik als alles achter de rug is”, “heb je [vrouw 1] ingelicht”, “Ben in [plaats 1] ”. De politie is daarop ingeschakeld en er zijn extra veiligheidsmaatregelen ten behoeve van [vrouw 1] getroffen (productie 19 van [vrouw 1] ).
Op 14 december 2023 heeft [vrouw 2] opnieuw een bericht aan de raadsmedewerker gestuurd. De eerste zin van dit bericht luidt als volgt: “Hoe voelt dat nou een dode op je geweten”.
De rechtbank stelt vast dat [vrouw 2] sinds 2021 op verschillende momenten ernstige bedreigingen aan het adres van [vrouw 1] heeft gedaan. De uiting van [vrouw 2] op 14 december 2023 tegen de raadsmedewerker zal tegen de door [vrouw 2] geschetste achtergrond mogelijk niet als bedreiging aan het adres van [vrouw 1] bedoeld zijn, maar voorstelbaar is dat [vrouw 1] dit wel als zodanig heeft opgevat, gezien de eerdere dreigementen. [vrouw 2] dient te begrijpen dat als zij dit soort berichten stuurt, ook als deze berichten op meerdere manieren kunnen worden geïnterpreteerd, hiervan een serieuze dreiging richting [vrouw 1] uitgaat en dit angst bij haar oproept. Ook dat gedrag is naar het oordeel van de rechtbank grievend. De door [vrouw 2] geuite dreigementen ontregelen het leven van [vrouw 1] en de tot haar gezin behorende kinderen. Door de dreigementen is de noodzaak ontstaan om veiligheidsmaatregelen te nemen die ingrijpend zijn in de persoonlijke levenssfeer en het gezinsleven van [vrouw 1] . De bedreigingen hebben geleid tot heftige gevoelens van angst bij [vrouw 1] die tot op de dag van vandaag voortduren. [vrouw 2] heeft naar voren gebracht dat bij haar sprake is van psychische instabiliteit, maar gesteld noch gebleken is dat het grievend gedrag haar niet valt toe te rekenen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de strafrechter [vrouw 2] schuldig – en dus volledig of in ieder geval in een bepaalde mate toerekeningsvatbaar - heeft bevonden aan de bedreiging in november 2022 en daarvoor een straf heeft opgelegd. Bij de te maken afweging neemt de rechtbank ten slotte in aanmerking de financiële gevolgen van een beëindiging van de partneralimentatie aan de zijde van [vrouw 2] . Daartoe acht de rechtbank relevant dat de bijdrage in het levensonderhoud die [vrouw 1] nu aan [vrouw 2] moet voldoen relatief beperkt van omvang is. [vrouw 2] heeft een eigen inkomen en een eigen woning waarover [vrouw 1] onweersproken heeft gesteld dat er sprake is van een overwaarde die zij bij verkoop zo nodig te gelde kan maken. Inmiddels ontvangt [vrouw 2] sinds een jaar geen bijdrage van [vrouw 1] en niet is gebleken dat daardoor een financiële noodtoestand aan de zijde van [vrouw 2] is ontstaan.
Gelet op het grievend gedrag zijdens [vrouw 2] en alle genoemde omstandigheden in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat van [vrouw 1] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet gevergd kan worden dat zij nog een bijdrage voldoet aan [vrouw 2] . De rechtbank zal daarom bepalen dat de verplichting van [vrouw 1] om aan [vrouw 2] een uitkering tot levensonderhoud te verstrekken eindigt op de datum van deze beschikking. Het primaire verzoek van [vrouw 1] zal dus in zoverre worden toegewezen.