ECLI:NL:RBZWB:2024:1381
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in belastingzaak zonder spoedeisend belang
Op 4 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, waaronder [verzoeker 2] B.V., een voorlopige voorziening vroegen tegen belastingaanslagen opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst. De verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen deze belastingaanslagen en waren in afwachting van de uitkomst van hun beroepen. In hun verzoek vroegen zij de voorzieningenrechter om de inspecteur te gelasten om onverwijld een afschrift te verstrekken van alle relevante stukken die nog niet waren verstrekt, inclusief RIEC-stukken.
De voorzieningenrechter overwoog dat aan de eis van connexiteit was voldaan, omdat het verzoek samenhangt met de lopende beroepen tegen de belastingaanslagen. Echter, de verzoekers hebben niet voldoende gemotiveerd waarom er sprake zou zijn van onverwijlde spoed. De inspecteur had in zijn verweerschrift aangegeven dat er geen sprake was van onverwijlde spoed en dat hij niet beschikte over de gevraagde stukken. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de behandeling van de hoofdzaken niet kon worden afgewacht. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter, mr. drs. M.H. van Schaik, deed deze uitspraak in aanwezigheid van griffier mr. M.A.M. van Meer.