Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur, met de uitleg in het verweerschrift en de informatie uit het eindproces-verbaal van de FIOD, een redelijke schatting gemaakt van de winstuitdelingen. Die winstuitdelingen zijn gebaseerd op de door [B.V. 1] niet aangegeven omzet (de zwarte omzet). Hij heeft dus voldaan aan de adstructie- en stelplicht. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De bijtelling van de contante omzet die is behaald met de verhuur aan Rangers en die niet door belanghebbende is aangegeven is geschat aan de hand van het eindproces-verbaal van de FIOD, getuigenverklaringen (zie 4.10.4) en e-mails die zijn verstuurd tussen enerzijds belanghebbende, [ex-partner] en hun kinderen en anderzijds werknemers van de vakantieparken. Daarbij heeft de inspecteur een minimumpositie ingenomen, zowel voor wat betreft het aantal Rangers als voor wat betreft de van hen ontvangen huurbedragen.
De inspecteur heeft in zijn schatting ook overige omzet begrepen, te weten omzet behaald met de verkoop van caravans, met bingo-evenementen, met verlening van toegang tot zwembaden en met het toegang bieden tot de vakantieparken aan daggasten. Deze omzet is volgens de inspecteur ook niet in de administratie van [B.V. 1] opgenomen en aan belanghebbende toegekomen. Deze omzet is geschat aan de hand van het eindproces-verbaal van de FIOD en getuigenverklaringen (met name de verklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 10] , [getuige 11] , [getuige 16] en [getuige 17] ). De rechtbank acht ook deze schattingen niet onredelijk.
Aan de redelijkheid van de schattingen doet niet af dat de inspecteur bij zijn schattingen gegevens heeft geëxtrapoleerd en dat hij geen rekening heeft gehouden met kosten bij [B.V. 1] en met de ook opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting en loonheffingen aan [B.V. 1] . Zoals hiervoor overwogen, heeft de inspecteur minimumposities ingenomen bij het schatten van de verzwegen omzet. Naar het oordeel van de rechtbank is het ook niet onredelijk dat de inspecteur geen rekening heeft gehouden met aftrek in verband met de daarmee verschuldigde omzetbelasting en loonheffingen, omdat telkens op balansdatum niet een redelijke mate van zekerheid bestond dat daarvoor naheffingsaanslagen zouden worden opgelegd.Immers was het handelen van [B.V. 1] gericht op het verhullen van omzetten. Bij het ontbreken van die redelijke mate van zekerheid bestaat nog geen recht op aftrek en bestaat evenmin recht op het vormen van een voorziening voor die naheffingsaanslagen.
Aan het vorenstaande doet ook niet af dat het Openbaar Ministerie in de strafzaken is uitgegaan van een veel lagere verzwegen omzet. Zoals overwogen in 4.1, wordt in het strafrecht een heel ander beoordelings- en bewijskader gehanteerd.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de schatting van de verzwegen omzet voor alle jaren redelijk.