ECLI:NL:RBZWB:2024:1385
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.J.G. Eijssen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een twee-onder-een-kapwoning, vastgesteld op € 703.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 669.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de belanghebbende, waaronder het niet volledig verstrekken van informatie door de heffingsambtenaar, verworpen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de waardevaststelling en dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De uitspraak op bezwaar blijft gehandhaafd, evenals de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.