ECLI:NL:RBZWB:2024:14
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een winkel en de gevolgen van de coronapandemie voor de waardevaststelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats 1], tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant behandeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een winkel gelegen aan [adres 1] te [plaats 1], vastgesteld op € 522.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en verzocht om een verlaging van 25%. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog heeft vastgesteld en dat de beroepsgronden van belanghebbende niet slagen. De rechtbank overweegt dat de waarde van de winkel kan worden bepaald aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode, waarbij de huurwaarde van de onroerende zaak wordt vermenigvuldigd met een kapitalisatiefactor. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de gehanteerde waarde en dat de gevolgen van de coronapandemie reeds zijn verdisconteerd in de huurtransacties. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt afgewezen.