ECLI:NL:RBZWB:2024:143
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrek premies arbeidsongeschiktheidsverzekering in belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2024, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2016 tot en met 2018, alsook de aanslag voor 2019. De inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 27.877, € 39.592 en € 43.711 voor de jaren 2016 tot en met 2018, en een aanslag van € 47.488 voor 2019. De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslagen onterecht zijn vastgesteld. De premies voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) zijn door de BV van de belanghebbende betaald, maar de rechtbank concludeert dat deze premies op de belanghebbende drukken in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. De rechtbank stelt vast dat de premies voor de AOV in de jaren 2016 tot en met 2018 voor aftrek in aanmerking komen, ondanks dat de belanghebbende niet de verzekeringnemer was. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslagen en vermindert de aanslag IB/PVV voor 2019 tot een belastbaar inkomen van € 45.090. Tevens worden de belastingrentebeschikkingen vernietigd en moet de inspecteur het griffierecht en proceskosten vergoeden aan de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de inspecteur om de juiste tenaamstelling en administratieve verwerking van premies te waarborgen, en bevestigt dat de belastingplichtige recht heeft op aftrek van premies die op hem drukken, ook al is hij niet de formele verzekeringnemer.