ECLI:NL:RBZWB:2024:1447
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Heffingsrecht pensioenuitkering aan inwoner België toegewezen aan Nederland; rechtsherstel box 3
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2016 tot en met 2018 beoordeeld. De belanghebbende, inwoner van België, had bezwaar gemaakt tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst, die navorderingsaanslagen had opgelegd en belastingrente in rekening had gebracht. De rechtbank behandelt de vraag of de inspecteur terecht heffingsrecht heeft toegewezen aan Nederland voor de pensioenuitkering van Aegon, en of het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen correct is vastgesteld.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht inkomstenbelasting heeft geheven over de pensioenuitkering van Aegon, maar dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen voor de jaren 2017 en 2018 te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslagen voor deze jaren gegrond zijn, en dat de belastingrente dienovereenkomstig moet worden verminderd. De rechtbank biedt rechtsherstel door te bepalen dat het belastbare inkomen uit sparen en beleggen voor de onderhavige jaren nihil bedraagt, omdat de belanghebbende geen werkelijk rendement heeft behaald uit het vruchtgebruik van zijn woning.
De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de navorderingsaanslagen 2017 en 2018, en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.