ECLI:NL:RBZWB:2024:1478
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) beoordeeld. De zaak betreft een naheffingsaanslag van € 3.141 die door de inspecteur was opgelegd, maar na bezwaar was verminderd naar € 979. De rechtbank behandelt de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of er rekening gehouden moet worden met een waardevermindering wegens schade aan de auto. Belanghebbende had een Mercedes-Benz GLE SUV geregistreerd en stelde dat er schade was die niet in aanmerking was genomen bij de taxatie. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de schade niet als zodanig kan worden aangemerkt, omdat het gaat om normale gebruiksschade.
Daarnaast wordt er een verzoek om immateriële schadevergoeding behandeld, omdat de procedure langer heeft geduurd dan de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met twee maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe aan belanghebbende, die door de Staat moet worden betaald. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de proceskosten van € 218,75 en het griffierecht van € 365. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.