ECLI:NL:RBZWB:2024:1480
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en belastingrentebeschikking met betrekking tot een Audi Q5
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 2.198, met een belastingrente van € 102. Belanghebbende had eerder aangifte gedaan voor de registratie van een Audi Q5 en stelde dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd, omdat er geen rekening was gehouden met schade aan de auto. De rechtbank heeft de zaak op 25 januari 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat deze verminderd moet worden. De rechtbank stelt vast dat de handelsinkoopwaarde van de auto moet worden vastgesteld aan de hand van de koerslijstmethode. De rechtbank volgt de stelling van belanghebbende dat de handelsinkoopwaarde moet worden vastgesteld op € 31.200, zoals blijkt uit de koerslijst van Bovag. De rechtbank komt tot de conclusie dat de historische nieuwprijs van de auto € 94.932 bedraagt, wat leidt tot een verschuldigde Bpm van € 5.535. Aangezien belanghebbende al € 3.864 heeft voldaan, wordt de naheffingsaanslag verminderd naar € 1.671.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met twee maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de inspecteur de proceskosten van belanghebbende, ter hoogte van € 2.370, en het griffierecht van € 184 moet vergoeden.