ECLI:NL:RBZWB:2024:1555

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10540866 - MB VERZ 23-314
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onnodig geluid op de Rijksweg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig op de Rijksweg (A16) te Breda op 25 december 2021. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. De betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft de betrokkene zijn standpunt toegelicht en aangevoerd dat er geen controle was uitgevoerd op het aantal geproduceerde decibels en dat andere voertuigen met zwaardere motoren meer geluid maken. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de beslissing van de officier van justitie te vernietigen en het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren, met een verzoek om het boetebedrag te verlagen.

De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan hem kan worden toegerekend. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, is voldoende komen vast te staan op basis van de verklaringen van de verbalisanten. De kantonrechter heeft de boete verlaagd naar € 250,- en heeft deze verder gematigd met 25% vanwege schending van de hoorplicht door de officier van justitie en een overschrijding van de redelijke termijn.

De uitspraak concludeert dat het beroep gedeeltelijk gegrond is en dat de inleidende beschikking wordt gewijzigd, waarbij het bedrag dat de betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet worden terugbetaald door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10540866 \ MB VERZ 23-314
CJIB-nummer: 1062 5422 4656 3680
uitspraakdatum: 29 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.M. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken op de Rijksweg (A16) te Breda op 25 december 2021 om 20.26 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd de wijze waarop de boetes zijn uitgeschreven, alsmede het proces bij de officier van justitie onrechtvaardig te vinden. Betrokkene wil tijdens de zitting zijn kant van het verhaal geven en beargumenteren.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat er door de verbalisant geen controle is verricht op het aantal geproduceerde decibels. Andere voertuigen met een zwaardere motor maken nog harder geluid tijdens het rijden. Hij heeft een sportuitvoering met een V8-motor. Als in het voertuig een originele motor zit, dus geen getunede motor, dan zou er geen sprake kunnen zijn van geluidsoverlast. Betrokkene vraagt zich af waarom een boete is opgelegd nu op de snelweg is gereden, waar meer geluid is te horen dan in een woonwijk. Betrokkene heeft zich aan de snelheid gehouden, maar heeft alleen sneller geaccelereerd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de beslissing van de officier van justitie te vernietigen omdat betrokkene voor het te laat indienen van zijn beroep bij de officier van justitie een verschoonbare termijnoverschrijding heeft aangevoerd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep tegen de initiële beschikking deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is geen verplichting voor de verbalisant om een decibel-meting uit te voeren. Twee verbalisanten hebben de gedraging geconstateerd en zijn hiervoor opgeleid om dit vast te stellen. Dat er sprake kan zijn van een getunede auto of een bepaald type auto is niet van belang. Het gaat om de wijze waarop gas wordt gegeven en hierdoor onnodig geluid wordt veroorzaakt. De zittingsvertegenwoordiger ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten. De gedraging staat voldoende vast.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt wel het boetebedrag te verlagen omdat dit per
1 maart 2022 is verlaagd naar € 250,-.
Daarnaast verzoekt de zittingsvertegenwoordiger het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord of hierop is gewezen door de officier van justitie én te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Termijnoverschrijding instellen beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 15 februari 2022. De officier van justitie heeft het digitaal ingestelde beroepschrift echter pas op 24 februari 2022 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft aangevoerd in het ziekenhuis te hebben gelegen vanwege Corona en dit onderbouwd met een doktersverklaring. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
De kantonrechter zal het beroep tegen de inleidende boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
Vaststelling van de gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisanten - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten. De verbalisanten hebben verklaard dat de bestuurder van het voertuig abrupt de snelheid verhoogde en gas gaf waardoor mede hierdoor onnodig geluid werd veroorzaakt. De boete is dus terecht opgelegd.
Ambtshalve verlaging boetebedrag
De kantonrechter stelt vast dat het boetebedrag voor feitcode R522 met ingang van
1 maart 2022 is verlaagd van € 400,- naar € 250,-. Een verandering in de hoogte van het boetebedrag na het begaan van de gedraging moet met onmiddellijke ingang worden toegepast, als die verandering ten gunste van betrokkene werkt (zie ECLI:NL:GHARL:2022:2330). Dat het boetebedrag nadien weer is verhoogd maakt dit niet anders, omdat het meest gunstige tarief moet worden toegepast dat heeft gegolden tussen de dag van de gedraging en de dag waarop de rechter uitspraak doet (zie ECLI:NL:GHARL:2023:3088).
Het bedrag van de boete moet dus worden verlaagd naar € 250,-, plus administratiekosten.
Schending van de hoorplicht door de officier van justitie
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien.
De kantonrechter ziet hierin reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 25 december 2021 en is de redelijke termijn dus met een maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Conclusie
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet op het bovenstaande gedeeltelijk gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 125,-, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 100,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.