ECLI:NL:RBZWB:2024:1571

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
9894030 - MB VERZ 22-520
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 20 november 2021. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 27 maart 2023 werd de behandeling aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een aanvullend proces-verbaal in te dienen, wat op 31 augustus 2023 gebeurde. De zaak werd vervolgens verder behandeld op 29 januari 2024, waarbij de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond. De foto toont aan dat de auto van de betrokkene voorbij het C-bord is gereden. Het verweer van de gemachtigde dat de boete onbevoegd is opgelegd, werd verworpen. De kantonrechter oordeelde dat de boa bevoegd was om handhavend op te treden, aangezien de maatregel was ingesteld ter verbetering van de leefbaarheid. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak is overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de betrokkene kreeg een proceskostenvergoeding toegewezen.

De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, matigde de boete tot € 75,- plus administratiekosten, en droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag van € 25,- aan de betrokkene terug te betalen. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 218,75. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 9894030 \ MB VERZ 22-520
CJIB-nummer : 9062 5422 4593 2670
uitspraakdatum : 29 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 maart 2023 waarbij de behandeling van de zaak is aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een aanvullend proces-verbaal in te dienen. Dit aanvullend proces-verbaal is ontvangen op 31 augustus 2023.
De zaak is daarna verder behandeld op de zitting van 29 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.M. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting oude Vest) te Breda op 20 november 2021 om 14:22 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete onterecht is opgelegd. Het betreft een buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: boa) die gelet op vastgesteld beleid enkel kan handhaven binnen het gebied openbare ruimte. Niet vastgesteld kan worden of aan de geslotenverklaring de openbare orde ten grondslag ligt. Aldus is de boete onbevoegd opgelegd en dient deze vernietigd te worden.
In de aanvullende gronden heeft gemachtigde aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden en de boete daarom moet worden gematigd. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt over de omstandigheid dat de officier van justitie het aanvullend proces-verbaal te laat heeft ingediend heen te stappen omdat de tussenbeslissing op 29 april 2023 is ontvangen en het aanvullend proces-verbaal gedateerd is op 22 juli 2023.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt daarnaast het boetebedrag te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen nu de overschrijding van de redelijke termijn niet te wijten is aan de verbalisant die de boete heeft opgelegd.

Overwegingen

Vaststelling van de gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Op de foto is duidelijk te zien dat de auto van betrokkene voorbij het - ook op de foto zichtbare - C-bord is gereden. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Ook het verweer ten aanzien van de bevoegdheid van de boa faalt. Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een arrest van 1 november 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:9279) reeds heeft overwogen is een boa in het domein Openbare Ruimte bevoegd handhavend op te treden inzake de geslotenverklaring van de Houtmarkt, omdat die maatregel (mede) is ingesteld ter verbetering van de leefbaarheid.
Dat de officier van justitie het aanvullend proces-verbaal niet binnen de verzochte termijn heeft toegezonden, geeft dan ook geen reden het beroep gegrond te verklaren.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 26 november 2021 en is de redelijke termijn dus met twee maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het indienen van beroep bij de kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75. Gemachtigde is niet verschenen op de zitting van zowel 27 maart 2023 als 29 januari 2024.
Gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat alleen bevrijdend kan worden betaald door de bedragen over te maken aan [bedrijf] B.V. (verkeersboete.nl). Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2024:1 heeft overwogen is hiervoor geen wettelijke grondslag. Omdat de wijze van betaling rechtstreeks voortvloeit uit de wet, is er geen aanleiding om daarover in het dictum een beslissing op te nemen.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 218,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.