In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende machtiging voor de wijziging van de splitsingsakte van een appartementencomplex. De verzoekers, bestaande uit meerdere eigenaren van appartementen op de begane grond, wilden de terrassen uitbreiden ten koste van een gemeenschappelijke groenstrook en trottoir. De verzoekers stelden dat de belangen van de eigenaars op de begane grond zwaarder wogen dan die van de eigenaren op de eerste verdieping, die tegen de plannen waren. De verweerders, eigenaren van een appartement op de eerste verdieping, voerden aan dat de voorgestelde wijzigingen hun privacy en uitzicht zouden aantasten en dat de gemeenschappelijke grond een algemeen belang diende. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de verweerders hun medewerking aan de wijziging van de splitsingsakte op redelijke gronden hebben geweigerd. De verzoeken zijn afgewezen, en de verzoekers zijn veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gebaseerd op de hoofdregel van artikel 5:139 lid 1 BW, die vereist dat voor een wijziging van de splitsingsakte medewerking van alle appartementseigenaars nodig is. De kantonrechter heeft ook gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad van 24 februari 2023, die relevant is voor deze zaak.