ECLI:NL:RBZWB:2024:1796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
BRE 20/9857
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake belastingrente en griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 30 juli 2019 een kennisgeving gestuurd waarin € 2 rente werd vergoed over een bedrag van € 246. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze kennisgeving, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de kennisgeving geen voor bezwaar vatbare beschikking is. Eiseres had geen procesbelang, aangezien de inspecteur de wettelijke rente had vergoed in overeenstemming met een eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat het vernietigen van de uitspraak op bezwaar om vervolgens het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, geen belang dient voor eiseres. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het griffierecht terug te betalen of de wederpartij te veroordelen tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/9857

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 november 2020.
1.1.
De inspecteur heeft in zijn kennisgeving van 30 juli 2019 aan eiseres € 2 rente vergoed over een bedrag van € 246.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde en namens de inspecteur [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].
1.5.
De beroepen van eiseres met zaaknummers 20/9857, 21/1274, 21/1905, 21/1928 en 21/1929 zijn gelijktijdig behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep niet-ontvankelijk.

Feiten

3. De inspecteur heeft met dagtekening 30 juli 2019 een ‘Afschrift kennisgeving teruggaaf’ (de kennisgeving) naar eiseres verstuurd waarin onder meer staat vermeld:
“Bij deze bericht ik u over een teruggaaf belastingrente naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Zeeland - West-Brabant, d.d. 19 april 2019.
Beschikkingsnummer: [nummer]
Beschikkingsdatum: 20-08-2019
(…)
Belastingrente over het bedrag € 246 van 16-06-2017 tot 22-08-2017 = € 2
(…)
De beslissing inzake de rente is een voor bezwaar vatbare beschikking. Als u het niet eens bent met deze beslissing, moet u binnen zes weken na de dagtekening ervan een bezwaarschrift sturen (…)”
3.1.
De inspecteur heeft het bezwaarschrift van eiseres tegen de kennisgeving op 8 augustus 2019 ontvangen.

Overwegingen

Heffen van griffierecht
4. Eiseres stelt dat het vooraf heffen van griffierecht in strijd is met het Unierecht. Deze stelling vindt geen steun in het recht. Voor zover eiseres betoogt dat de hoogte van het griffierecht in strijd is met het Unierecht, volgt de rechtbank eiseres daarin ook niet. [1] Verder kan een rechtzoekende bij de rechter een beroep op betalingsonmacht doen indien de heffing van griffierecht het voor hem uiterst moeilijk maakt om gebruik te maken van een rechtsgang. Eiseres heeft het griffierecht voldaan en heeft geen beroep gedaan op betalingsonmacht, zodat van enig gebrek aan effectieve en doeltreffende rechtsbescherming in het onderhavige geval geen sprake is.
Hogere rentevergoeding?
5. Eiseres heeft aangevoerd dat de vergoeding van € 2 aan rente te laag is vastgesteld wegens in strijd met het Unierecht geheven belasting. Er is immers sprake van een teruggaaf van belastingen die in een lidstaat in strijd met het recht van de Unie zijn geïnd. Ook is namens eiseres om een proceskostenvergoeding verzocht. Volgens eiseres komt de te vergoeden rente zoals zij die heeft berekend in ieder geval hoger uit dan € 15 en is er dus ook geen grond om dit verzoek af te wijzen wegens zeer gering financieel belang.
5.1.
De inspecteur heeft aangevoerd dat met de kennisgeving van 30 juli 2019 uitvoering is gegeven aan de uitspraak van deze rechtbank in zaaknummer BRE 17/4371 en dat dit ten onrechte is weergegeven in een ‘normale belastingrente’-beschikking terwijl dat niet aan de orde is. Dit betreft wettelijke rente omdat kortgezegd de toegekende kostenvergoeding in het kader van de uitspraak van de rechtbank te laat is betaald, wat eiseres en de gemachtigde van eiseres ook weten want die procedure hebben zij zelf gevoerd. De kennisgeving is volgens de inspecteur geen voor bezwaar vatbare beschikking. De gemachtigde van eiseres procedeert in zeer vele zaken en weet exact hoe dit zit en dat wat hier geprobeerd wordt, wetstechnisch niet kan bij de belastingrechter. De inspecteur verzet zich om die reden ook tegen een kostenveroordeling hoewel er een fout is gemaakt in de weergave op de kennisgeving qua rechtsmiddelenverwijzing. De inspecteur concludeert dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ook bestaat geen recht op een vergoeding van immateriële schade, omdat de rentevergoeding een accessoir karakter heeft, aldus de inspecteur.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 22 april 2021 [2] de beslissing van de rechtbank inzake de wettelijke rente in stand heeft gelaten. Deze uitspraak van het hof staat onherroepelijk vast. De inspecteur heeft uitvoering gegeven aan de beslissing van de rechtbank door wettelijke rente te vergoeden (€ 2) over de toegekende kostenvergoeding voor de bezwaarfase (€ 246, zie ook 2.), hetgeen geen voor bezwaar vatbare beschikking is waarover bij de belastingrechter kan worden geprocedeerd.
5.3.
De inspecteur had het bezwaar van eiseres daarom bij uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren. Dat dat niet is gebeurd, creëert geen procesbelang voor eiseres in beroep. Het vernietigen van de uitspraak op bezwaar om vervolgens het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, kan het belang van eiseres niet dienen en dat zal de rechtbank daarom achterwege laten. [3]
5.4.
Nu het een niet voor bezwaar vatbare beschikking betreft en eiseres gelet op hetgeen hiervoor opgenomen ook anderszins geen procesbelang heeft, verklaart de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan eiseres het griffierecht terug te laten betalen en ziet ook geen aanleiding voor een veroordeling van de wederpartij tot vergoeding van de door eiseres gestelde proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 15 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1579.
2.Gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder: ECLI:NL:GHSHE:2021:1265.
3.Hoge Raad van 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033.