Partijen verschillen van mening over de hoogte van het in de verrekening te betrekken saldo van de op naam van [eenmanszaak 2] staande
MKB-rekening [rekeningnummer 12] per de peildatum van 29 november 2022.
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat deze rekening onderdeel uitmaakt van het eenmansbedrijf van de vrouw. De vrouw heeft geen inzicht gegeven in de totale activa en passiva van haar bedrijf op de peildatum. Uit de stellingen van partijen begrijpt de rechtbank dat volgens hen alleen de bankrekening van deze onderneming in de verrekening dient te worden betrokken, behoudens het hierna besproken geschilpunt. De rechtbank zal dit volgen.
Naar de rechtbank begrijpt stelt de vrouw dat, rekening houdend met een bedrag van
€ 8.074,63 aan ontvangen voorschotten van verhuuropdrachten die moeten worden doorgeboekt naar de opdrachtgevers en daarmee niet tot het te verrekenen vermogen behoren, moet worden uitgegaan een saldo van € 19.947,20. De man stelt daarentegen dat moet worden uitgegaan van een saldo van € 28.347,71.
De rechtbank stelt voorop dat voor de verrekening van belang is het saldo aan het begin van de peildatum, dus om 0.00 uur. Uit het overgelegde mutatieoverzicht blijkt dat het saldo op dat moment € 29.021,83 bedroeg. Vervolgens vinden er op 29 november 2022 diverse mutaties plaats tot een totaalbedrag van € 9.074,63. Hierop strekt een bedrag van
€ 1.000,= in mindering omdat dit blijkens de rekeningafschriften een overboeking betreft naar de eigen Rabobankrekening van de vrouw, zodat een bedrag aan mutaties resteert van
totaal € 8.074,63. Dit restantbedrag is volgens de vrouw een afrekening met opdrachtgevers van voorschotten die voor de peildatum zijn ontvangen en die betrekking hebben op de periode gelegen na de peildatum. In zoverre betreft het hier op de peildatum aan schuldeisers van haar verhuurbemiddelingsbedrijf verschuldigde bedragen. De rechtbank volgt de vrouw, behoudens het hierna te bespreken bedrag, in dit standpunt. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Onder de overboekingen bevindt zich een overboeking van € 228,70 naar de gezamenlijke Rabobankrekening van partijen. Bij gebrek aan een duidelijke omschrijving valt niet in te zien dat dit een door de vrouw als voorschotbetaling aangeduide overboeking betreft, zodat dit bedrag in mindering strekt op het bedrag aan mutaties van € 8.074,63. Hiermee resteren overboekingen tot een bedrag van € 7.845,93. Deze overboekingen zijn overboekingen naar diverse rekeninghouders en hebben volgens de omschrijvingen betrekking op periodes in 2023. Dit past bij de toelichting van de vrouw en het past naar het oordeel van de rechtbank ook bij de aard van de bedrijfsactiviteiten van de vrouw. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van een in de verrekening te betrekken saldo per de peildatum van (€ 29.021,83 - € 7.845,93 =) € 21.175,90. De rechtbank zal dit bedrag te zijner tijd aan de zijde van de vrouw in de verrekening betrekken.