ECLI:NL:RBZWB:2024:1983

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C/02/420477 / JE RK 24-519
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Duinhof
  • mr. De Haas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een vermiste minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2024 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, die al enige tijd vermist is. De Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, als gecertificeerde instelling (GI), heeft op 21 maart 2024 een spoedverzoek ingediend, omdat de minderjarige in een gevaarlijke situatie verkeert. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er dringend actie nodig is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De minderjarige, geboren in 2008, is eerder onder toezicht gesteld en heeft een complexe gedragsproblematiek. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen al meerdere machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, maar de minderjarige is recentelijk weer vermist geraakt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het verhoor van de betrokkenen niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Daarom is de spoedmachtiging verleend voor de duur van twee weken, met de mogelijkheid tot verlenging na een mondelinge behandeling op 3 april 2024. De kinderrechter heeft de GI, de voogd, de ouders en hun advocaten in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven tijdens deze behandeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. De Beer en op schrift gesteld door mr. Duinhof, in aanwezigheid van mr. De Haas.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420477 / JE RK 24-519
Datum uitspraak: 22 maart 2024
Beschikking spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de voogd],
hierna te noemen: de voogd,
wonende te [plaats] ,
De rechtbank merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het spoedverzoek met bijlagen van de GI van 21 maart 2024, ingekomen bij de griffie op 21 maart 2024.

2.De feiten

2.1.
De [minderjarige] is op [geboortedag] 2008 te ’ [geboorteplaats] geboren als zoon van mevrouw [de moeder] en de [de vader] .
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 september 2018 is het gezag van de vader en de moeder beëindigd en is de Stichting Intervence (rechtsvoorganger van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland) benoemd tot voogdes over [minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 december 2021 is de heer [de voogd] benoemd tot voogd over [minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van 20 december 2022 heeft de kinderrechter het verzoek om een beslissing te geven op de voorliggende verzoeken zonder het voorafgaand horen van de belanghebbenden afgewezen. De verzoeken zijn voor het overige aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling op 22 december 2022.
2.5.
Bij beschikking van 22 december 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 22 december 2022 en tot 22 maart 2023. Tevens is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 december 2022 en tot 22 maart 2023.
2.6.
Bij beschikking van 14 maart 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] , na een voorlopige ondertoezichtstelling, onder toezicht gesteld tot 22 maart 2024.
2.7.
Bij dezelfde beschikking van 14 maart 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 maart 2024. Op grond daarvan verbleef [minderjarige] bij een woongroep van [zorgorganisatie 1] .
2.8.
Op 20 juni 2023 is een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 20 juni 2023 en tot 4 juli 2023.
2.9.
Bij beschikking van 29 juni 2023 is de spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd met ingang van 4 juli 2023 en tot 18 juli 2023. Het reguliere verzoek is aangehouden.
2.10.
Bij beschikking van 14 juli 2023 is de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd tot 18 september 2023.
2.11.
Bij beschikking van 11 september 2023 is de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd tot 18 januari 2024.
2.12.
Bij beschikking van 12 januari 2024 is de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd tot 22 maart 2024.
2.13.
Bij beschikking van 13 maart 2024 is de ondertoezichtstelling voor een jaar verlengd met ingang van 22 maart 2024 en tot 22 maart 2025.
2.14.
Op basis van de beschikking van de kinderrechter van 12 januari 2024 is [minderjarige] geplaatst op [zorgorganisatie 2] , maar [minderjarige] is momenteel al enige tijd vermist.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI verzoekt hierbij de eerstgenoemde beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.

4.De beoordeling

Het wettelijk kader

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige aanstonds worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
De inhoudelijke beoordeling
4.3.
Op grond van de informatie, zoals weergegeven in het verzoek, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat er een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van de [minderjarige] wordt verleend. Het verhoor van de betrokkenen en de minderjarige kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . De kinderrechter acht bij deze beslissing het volgende van belang.
4.4.
Zoals ook blijkt uit de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 maart 2024 (met zaaknummer C/02/418829 / JE RK 24-203) waarin de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is verlengd, zijn er thans uiteenlopende zorgen over [minderjarige] met betrekking tot zijn ontwikkeling, zijn complexe gedragsproblematiek en zijn acute veiligheid. De kinderrechter begrijpt dat [minderjarige] de afgelopen tijd meermaals is weggelopen uit [zorgorganisatie 2] en/of tijdens verloven, zich volledig onttrekt aan de hulpverlening, zijn afspraken niet nakomt en niet (meer) te sturen is. Ook op dit moment is [minderjarige] – en inmiddels reeds geruime tijd – vermist, waardoor er al langdurig geen enkel zicht op hem is. Mede gelet op de eerdere en ook recente contacten van [minderjarige] met de politie en de huidige verdenkingen van diverse delicten, vormt [minderjarige] daarmee niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn omgeving een ernstig gevaar. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] spoedig weer in beeld verschijnt en acht het van belang dat er dan een verblijfsplek voor [minderjarige] is. Daarvoor is het noodzakelijk dat er een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] wordt verleend. Dit betekent dat de kinderrechter het spoedverzoek van de GI toewijst voor de duur van twee weken, te weten van 21 maart 2024 en tot 4 april 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.5.
De GI, de voogd, zijn advocaat, en de ouders worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna te noemen mondelinge behandeling. In afwachting van de mondelinge behandeling zal de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder worden verleend voor de duur van twee weken. Het resterende deel van het verzoek zal worden besproken tijdens de mondelinge behandeling van 3 april 2024 om 13:30 uur. Voorafgaand aan die mondelinge behandeling zal [minderjarige] in de gelegenheid worden gesteld om met de kinderrechter in gesprek te gaan.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken, met ingang van 21 maart 2024 en tot 4 april 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een (spoed)machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 om [uur]bij de kinderrechter mr. Duinhof van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE. De mondelinge behandeling zal ongeveer 45 minuten duren;
5.3
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de voogd, zijn advocaat, de vader en de moeder;
5.4.
bepaalt dat [minderjarige] per aparte brief wordt uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter;
5.5.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. De Beer, kinderrechter, en op 22 maart 2024 op schrift gesteld door, mr. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. De Haas.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.