Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil en de beoordeling
€ 20,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 146,33, vermeerderd met wettelijke rente, omdat [gedaagde] een bestelling had geplaatst bij een webshop en had gekozen voor achteraf betalen. De eiseres stelde dat het pakket naar het oude adres van [gedaagde] was verzonden en dat hij het pakket had ontvangen, wat hij betwistte. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onvoldoende had aangetoond dat hij het pakket niet had ontvangen, en ging er vanuit dat hij het goed had ontvangen. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering in beginsel toewijsbaar was.
Echter, de kantonrechter moest ook ambtshalve controleren of aan de informatieplichten voor consumenten was voldaan. De eiseres had in de dagvaarding gesteld dat de webshop aan de informatieverplichtingen had voldaan, maar de kantonrechter oordeelde dat deze stelling onvoldoende was onderbouwd. De informatie over het retourrecht was niet duidelijk zichtbaar op de website van de webshop, en er was geen bewijs dat [gedaagde] akkoord was gegaan met de algemene voorwaarden. Dit leidde tot de conclusie dat de koopovereenkomst voor 25% moest worden vernietigd.
Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat er sprake was van een kredietovereenkomst, maar dat de eiseres niet had voldaan aan de informatieplicht en de verplichting tot het uitvoeren van een kredietwaardigheidstoets. Dit leidde tot de vernietiging van de kredietovereenkomst. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 74,25 en de proceskosten van € 317,84, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad was.