ECLI:NL:RBZWB:2024:2087

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
10863470 CV EXPL 24-114 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop op afstand met achteraf betalen en informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 146,33, vermeerderd met wettelijke rente, omdat [gedaagde] een bestelling had geplaatst bij een webshop en had gekozen voor achteraf betalen. De eiseres stelde dat het pakket naar het oude adres van [gedaagde] was verzonden en dat hij het pakket had ontvangen, wat hij betwistte. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onvoldoende had aangetoond dat hij het pakket niet had ontvangen, en ging er vanuit dat hij het goed had ontvangen. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering in beginsel toewijsbaar was.

Echter, de kantonrechter moest ook ambtshalve controleren of aan de informatieplichten voor consumenten was voldaan. De eiseres had in de dagvaarding gesteld dat de webshop aan de informatieverplichtingen had voldaan, maar de kantonrechter oordeelde dat deze stelling onvoldoende was onderbouwd. De informatie over het retourrecht was niet duidelijk zichtbaar op de website van de webshop, en er was geen bewijs dat [gedaagde] akkoord was gegaan met de algemene voorwaarden. Dit leidde tot de conclusie dat de koopovereenkomst voor 25% moest worden vernietigd.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat er sprake was van een kredietovereenkomst, maar dat de eiseres niet had voldaan aan de informatieplicht en de verplichting tot het uitvoeren van een kredietwaardigheidstoets. Dit leidde tot de vernietiging van de kredietovereenkomst. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 74,25 en de proceskosten van € 317,84, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10863470 CV EXPL 24-114
vonnis d.d. 20 maart 2024
inzake
de besloten vennootschap [eiseres] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [adres 1] ,
eiseres,
gemachtigde: [deurwaarderskantoor] B.V. te [plaats] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres 2] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 18 december 2023 met producties;
b. het extract audiëntieblad van de rolzitting van 10 januari 2024 met bijlagen;
c. de akte van [gedaagde] van 7 februari 2024 met producties;
d. het extract audiëntieblad van de rolzitting van 21 februari 2024.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1. [eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 146,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 100,48 vanaf 18 december 2023 tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Zij stelt dat [gedaagde] een bestelling heeft gedaan bij een webshop en heeft gekozen voor achteraf betalen via [eiseres] . [eiseres] heeft daardoor de vordering van de webshop verkregen, zodat [gedaagde] deze aan haar moet betalen. Hij doet dit, ondanks dat [eiseres] hem diverse malen heeft aangeschreven, niet, zodat hij rente en kosten verschuldigd is geworden. Op het verweer van [gedaagde] voert [eiseres] aan dat het postpakket naar het oude adres van [gedaagde] is verzonden, waar hij toen nog woonachtig was. [eiseres] beschikt bovendien over een afleverbewijs met een handtekening van [gedaagde] . Het is logisch dat die handtekening iets afwijkt van andere handtekeningen van [gedaagde] , omdat de handtekening op de handheld van de koerier is gezet en niet op papier. [gedaagde] heeft bovendien geen stukken overgelegd, waar een handtekening op staat, om de handtekeningen te kunnen vergelijken. Daarnaast wijst [eiseres] erop dat een medewerkster van PostNL heeft verklaard dat het pakket op het oude adres van [gedaagde] is geleverd. Ter onderbouwing van haar stellingen legt zij het afleverbewijs en de verklaring van een medewerkster van PostNL over.
2.2.
[gedaagde] voert aan het product niet te hebben ontvangen, terwijl hij thuis was op de dag dat het pakket zou worden bezorgd. Hij heeft direct nadat het pakket zou zijn bezorgd aan de webshop gemeld dat hij het pakket niet heeft ontvangen. Zij zou het met PostNL opnemen. Hij heeft in latere e-mailcorrespondentie ook aangetoond dat zijn handtekening niet overeenkomt met de handtekening die voor ontvangst is gezet, ook als rekening wordt gehouden met het feit dat deze op de handheld van de bezorger is gezet.
2.3.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] de bestelling bij de webshop heeft geplaatst. Hij heeft bovendien niet weersproken dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van achteraf betalen via [eiseres] en dat zij inmiddels de vorderingsgerechtigde is.
2.4.
In geschil is of [gedaagde] het pakket heeft ontvangen. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling, dat [gedaagde] het pakket heeft ontvangen, een verklaring van een medewerkster van PostNL en het afleverbewijs overgelegd. [gedaagde] betwist dat hij het pakket heeft ontvangen en stelt daar direct melding van gemaakt te hebben. Hij legt echter geen stukken over ter onderbouwing van zijn stellingen. Hij had bijvoorbeeld de e-mailcorrespondentie tussen hem en de webshop in het geding kunnen brengen over de ontvangst van het pakket en de handtekening. Omdat hij dit niet heeft gedaan, is de kantonrechter van oordeel dat hij de ontvangst van het bestelde goed onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat hij het goed heeft ontvangen. Dit betekent dat de vordering in beginsel toewijsbaar is.
2.5.
[gedaagde] is een consument, zodat de kantonrechter ambtshalve moet controleren of aan alle geldende regelgeving met betrekking tot consumenten is voldaan. In dat kader overweegt de kantonrechter het volgende.
De rechtsverhouding tussen de webshop en [gedaagde] :
2.5.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een webshop en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de essentiële wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze verplichtingen is voldaan, dient gemotiveerd te worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer op dit punt is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.5.2.
[eiseres] heeft in de dagvaarding gesteld dat de verkoper heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW, maar heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd. Immers, uit de overgelegde producties volgt niet dat de webshop voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de essentiële informatieverplichting als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW heeft voldaan. Op de website is het retourrecht niet zichtbaar zonder te scrollen naar de onderkant van de website. In de algemene voorwaarden is het retourrecht opgenomen, maar niet is gebleken dat [gedaagde] een ‘vinkje’ voor akkoord van de algemene voorwaarden heeft moeten zetten. In het Tiketa-arrest (ECLI:EU:C:2022:112) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie overwogen dat precontractuele informatie alleen in algemene voorwaarden mag worden opgenomen als de consument daar op actieve wijze zijn goedkeuring voor moet verlenen door het daartoe bestemde vakje aan te vinken.
2.5.3.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad moet de kantonrechter aan een schending van de informatieverplichtingen gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. De kantonrechter van oordeel dat het passend is de koopovereenkomst voor 25% te vernietigen, zodat de koopsom met voornoemd percentage wordt verminderd.
De rechtsverhouding tussen [eiseres] en [gedaagde] :
2.5.4.
De kantonrechter overweegt dat uit de handelswijze van [eiseres] volgt dat zij de vordering kort na het sluiten van de koopovereenkomst krijgt overgedragen van de webshop (ruim) binnen de termijn dat [gedaagde] de gelegenheid krijgt de koopprijs te betalen. Voorts is niet gesteld of gebleken dat de koopprijs uiterlijk bij aflevering van de goederen moet worden betaald. De kantonrechter is in dat geval van oordeel dat sprake is van een vorm van uitgestelde betaling, zodat in beginsel sprake is van een kredietovereenkomst, waarop Titel 2A van Boek 7 BW van toepassing is.
2.5.5.
Voorts dient te worden beoordeeld of de kredietovereenkomst valt onder de uitzonderingssituatie op grond van artikel 7:58 lid 2 onder e BW (betaling binnen drie maanden en geen of onbetekenende kosten). Hiervan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Uit de overgelegde stukken volgt dat kosten door de webshop in rekening zijn gebracht om van de diensten van [eiseres] gebruik te mogen maken. Naar het bestendige oordeel van de kantonrechter moeten deze kosten worden beschouwd als (geen onbetekenende) kosten van het krediet.
2.5.6.
Het ligt aldus op de weg van [eiseres] om in de dagvaarding te stellen en te onderbouwen dat is voldaan aan de consumentenbeschermende maatregelen die zien op consumentenkredietovereenkomsten. Uit de overgelegde stukken volgt niet, althans onvoldoende, dat [eiseres] voorafgaand aan de overeenkomst haar informatieplicht (artikel 7:60 BW) en haar verplichting tot het uitvoeren van een kredietwaardigheidstoets (artikel 4:34 Wft) heeft voldaan.
2.5.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de kredietovereenkomst zal vernietigen. Ingevolge artikel 3:53 jo. 6:203 BW moet [gedaagde] bij vernietiging van de overeenkomst het geleende geld terugbetalen aan [eiseres] en moet [eiseres] de reeds betaalde krediet- en vertragingsvergoeding terugbetalen aan [gedaagde] . [eiseres] vordert daarnaast betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Omdat sprake is van een consumentenkredietovereenkomst, is dat deel van de vordering niet toewijsbaar.
Conclusie:
2.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat een hoofdsom van € 74,25 (99,00 x 0,75 aan koopsom) wordt toegewezen.
2.7.
[gedaagde] zal, ondanks dat een deel van de vordering wordt afgewezen, in de kosten van de procedure worden veroordeeld, nu hij in het ongelijk is gesteld en in verzuim is gebleven het geleende geld terug te betalen. De kosten aan de kant van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 107,84
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 60,00
- nakosten
€ 20,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 317,84.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 74,25;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 317,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.