ECLI:NL:RBZWB:2024:2164
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van recht op bijstand wegens gezamenlijke huishouding en afwijzing nieuwe aanvraag om bijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eiser had sinds 28 september 2020 recht op bijstand, maar Baanbrekers heeft dit recht per 28 september 2020 ingetrokken en per 1 oktober 2022 beëindigd, omdat eiser en zijn huisgenoot, met wie hij een samenlevingscontract had, als gehuwden werden aangemerkt. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar Baanbrekers heeft deze ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 28 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van Baanbrekers.
De rechtbank overweegt dat Baanbrekers terecht heeft geconcludeerd dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, omdat eiser en zijn huisgenoot sinds 26 september 2020 samenwoonden en een samenlevingsovereenkomst hadden gesloten. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet goed Nederlands spreekt en dat de overeenkomst op een misverstand berustte, maar de rechtbank oordeelt dat Baanbrekers niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de feitelijke woon- en leefsituatie van eiser. De rechtbank stelt vast dat het hoofdverblijf van eiser en zijn huisgenoot niet in geschil is en dat zij als gehuwden zijn aangemerkt in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag om bijstand.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De relevante wet- en regelgeving, waaronder de Participatiewet, is in de uitspraak opgenomen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.