Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. De verdachte, geboren op 1 januari 1990, heeft op 4 maart 2023 in Rotterdam zijn ex-partner, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toegebracht door haar meermalen met de vuist op het hoofd te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt, wat resulteerde in ernstige traumatische tinnitus en gehoorverlies bij het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit van vrijheidsberoving, omdat niet kon worden vastgesteld dat dit tegen de wil van het slachtoffer was gebeurd.
De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd is een contactverbod met het slachtoffer gekoppeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere geweldsincidenten van de verdachte en de impact van zijn daden op het slachtoffer, die nog dagelijks last heeft van de gevolgen van de mishandeling. De benadeelde partij, [slachtoffer], heeft een schadevergoeding van € 8.964,59 gevorderd, waarvan de rechtbank € 8.754,69 heeft toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze al ten uitvoer was gelegd.