In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het UWV heeft bij besluit van 7 oktober 2022 de ZW-uitkering van eiser met ingang van 8 november 2022 beëindigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Eiser was niet aanwezig op de zitting.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat hij geen recht heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank baseert haar oordeel op de medische rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV, die hebben vastgesteld dat eiser lijdt aan chronische aspecifieke rugpijn, maar dat zijn beperkingen niet zodanig zijn dat hij niet in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen.
De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door het UWV geselecteerde functies geschikt zijn voor eiser. De rechtbank wijst erop dat eiser geen nadere informatie heeft overgelegd die de bevindingen van de verzekeringsartsen in twijfel trekt. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt de beëindiging van de ZW-uitkering per 8 november 2022. Eiser krijgt wel een vergoeding voor zijn proceskosten, die is vastgesteld op € 1.750,00.