ECLI:NL:RBZWB:2024:250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416493 / FA RK 23/5608
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op grond van Wvggz wegens afwezigheid betrokkene

Op 5 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene die op dat moment in Turkije verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling en dat het onduidelijk was of hij op de hoogte was van de behandeling. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat het verzoek afgewezen moest worden, omdat de betrokkene niet gehoord kon worden, zoals vereist door de wet. De rechtbank heeft deze argumenten overwogen en geconcludeerd dat het verzoek tot zorgmachtiging niet kon worden ingewilligd, gezien de omstandigheden rondom de afwezigheid van de betrokkene. De rechtbank heeft benadrukt dat er de mogelijkheid bestaat om een nieuwe aanvraag in te dienen zodra de betrokkene weer in Nederland is en er een noodzaak voor verplichte zorg bestaat. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Phillips en is op 12 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416493 / FA RK 23/5608
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 5 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.J. van 't Hoff te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 november 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 27 november 2023;
- de medische verklaring van 24 november 2023;
- een zorgplan van 22 november 2023;
- een zorgkaart;
- een afschrift van de justitiële documentatie en/of de politiemutaties;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 december 2023 van deze rechtbank in de onderhavige zaak.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 januari 2024, aan voormeld woonadres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- de heer [naam 1] , vader van betrokkene.
Tevens waren aanwezig:
- mevrouw [naam 2] , verpleegkundig specialist FACT;
- mevrouw [naam 3] , casemanager FACT;
- de heer [naam 4] , huisarts in opleiding;
- mevrouw [naam 5] , stagiaire.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van 6 maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene is ten tijde van de mondelinge behandeling niet aanwezig. Zijn vader merkt daarover op dat betrokkene momenteel in Turkije verblijft. Betrokkene heeft af en toe contact met zijn moeder. De vader weet niet of betrokkene van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling op de hoogte is. Ook weet de vader niet wanneer betrokkene weer terug in Nederland zal zijn.
3.2
De advocaat van betrokkene voert aan dat ingevolge artikel 6:1 lid 1 Wvggz betrokkene op het voorliggend verzoek dient te worden gehoord, tenzij de rechter vaststelt dat hij niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. In lid 3 van voormeld wetsartikel is bepaald dat, indien de betrokkene niet in Nederland verblijft, de behandeling van het verzoek door de rechtbank wordt aangehouden totdat de betrokkene in Nederland kan worden gehoord. Betrokkene verblijft feitelijk al enige tijd in Turkije, terwijl niet vaststaat dat hij van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling op de hoogte is. Verder is het op dit moment onzeker wanneer hij weer terug in Nederland zal zijn. De advocaat heeft betrokkene niet over het verzoek kunnen spreken en is daarom niet in de gelegenheid daarover namens hem een standpunt in te nemen. Op grond van al deze omstandigheden, waarbij tevens wordt verwezen naar de beslissing van de Hoge Raad van 21 januari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:59) stelt hij zich op het standpunt dat het voorliggende verzoek dient te worden afgewezen.

4.Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat betrokkene momenteel in het buitenland verblijft en dat niet zeker is of hij van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling op de hoogte is. Bovendien is onduidelijk wanneer betrokkene weer terug in Nederland zal zijn. Uit de hiervóór beschreven omstandigheden volgt dat niet kan worden vastgesteld of betrokkene al dan niet in staat en/of bereid is op het voorliggende verzoek tot het verlenen van een machtiging verplichte zorg te worden gehoord en is het onduidelijk binnen welke termijn een mondelinge behandeling in aanwezigheid van betrokkene alsnog zou kunnen plaatsvinden. Daarbij is gebleken dat de advocaat van betrokkene niet in de gelegenheid is namens hem een standpunt over het verzoek in te nemen. Op grond hiervan zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Ten slotte wijst de rechtbank, nadrukkelijk rekening houdend met de strekking van het verzoek, op de mogelijkheid tot het in werking zetten van een nieuwe aanvraag voor het verlenen van een machtiging verplichte zorg zodra betrokkene weer in Nederland is en er op dat moment nog een noodzaak wordt gezien voor een machtiging.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Phillips, rechter en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier, en op 12 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.